Belemmeringen van blijvende aard van straten, pleinen of enig ander deel van de openbare weg, vallen niet onder de toepassing van art. 551, 4°, Swb, doch wel van art. 88, 9°, van het Veldwetboek. Een en ander werd aldus bevestig door de cassatierechtspraak (Cass., 7 mei 1917, Pas., 1918, I, 13; Cass., 29 april 1929, Pas., 1929, I, 179; Cass., 22 juli 1936, Pas., 1936, I, 357).
uittreksel uit het veldwetboek:
Art. 88.Met geldboete van vijf tot vijftien frank worden gestraft :
[...] 9° Zij die op enigerlei wijze openbare wegen van welke aard ook beschadigen of zich een strook ervan toeëigenen.
Indien daartoe grond bestaat, spreekt de rechter behalve de straf ook het herstel van de overtreding uit, overeenkomstig de wetten betreffende de wegen. [...]
Dit misdrijf is een aflopend misdrijf dat voltrokken is van zodra de weg is beschadigd of de wederrechtelijke inbezitneming is gebeurd. (Cass., 9 maart 1931, Pas., 1931, I, 117; Cass., 20 november 1933, Pas., 1934, I, 65).