Door de toekenning van een schuldvordering een een kind in een erfovereenkomst geeft een ouder een recht aan een kind om een bepaald bedrag van een ander kind te vorderen bij de nalatenschap. Vanzelfsprekend maakt de toekenning van dit recht ook het voorwerp uit van de erfovereenkomst waarbij dus het kind dat aldus verplicht wordt dit bedrag bij het overlijden te betalen hiermee instemt.
De bedoeling hiervan is het evenwicht te herstellen tussen de kinderen zonder dat de ouders bij hun leven een bedrag aan het kind dienen te betalen om een onevenwicht te herstellen ontstaan door het feit dat een bepaald kind reeds meer geschonken kreeg dan het andere kind.
Ouders worden vaak geconfronteerd met een kind waarvan de noden groter zijn dan van een ander kind. Aldus wilde de wet de ouders in de gelegenheid stellen dit kind te kunnen helpen, zonder nadeel voor de andere kinderen en zonder daarom onmiddellijk een gelijke hulp of schenking aan alle kinderen te moeten geven hetgeen hun financiële positie zou kunnen ondermijnen. Aldus wordt dan de gelijkheid na overlijden hersteld.
In een erfovereenkomst kan een een ouder, samen met al zijn of haar vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn, een globale erfovereenkomst opstellen. Deze overeenkomst stelt het bestaan vast van een evenwicht tussen deze vermoedelijke erfgenamen, rekening houdende met onder meer de schenkingen die de ouder hen respectievelijk heeft toegestaan vóór de overeenkomst, als voorschot op erfdeel of bij vooruitmaken, met de schenkingen toegekend in de overeenkomst zelf en, in voorkomend geval, met de situatie van elk van de vermoedelijke erfgenamen.
Teneinde dit evenwicht vast te stellen, kunnen de partijen overeenkomen dat andere voordelen die voordien of in de overeenkomst zelf aan de vermoedelijke erfgenamen zijn toegekend, met schenkingen worden gelijkgesteld.
De overeenkomst kan eveneens één of meerdere vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn toebedelen
door middel van een schuldvordering ten laste van de uitdrukkelijk in de overeenkomst aangeduide partijen.
De zuivere toekenning van een schuldvordering in een erfovereenkomst zoals bedoeld in artikel 1100/7, §1, derde lid BW, heeft tot doel het tot stand brengen van een ‘subjectief evenwicht’ tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn. De verrekening tussen de kinderen (ongeacht door de ouders opgelegd of tussen afstammelingen-erfgenamen overeengekomen) om tot dit evenwicht te komen, wordt fiscaal niet beschouwd als een schenking onderworpen aan schenkbelasting. Het opleggen van dergelijke schuldvordering wordt fiscaal neutraal behandeld.
-
Zo wordt het geval waarin de ouder(s) aan één of meer kinderen, die vroeger reeds een schenking of een ander voordeel hebben gekregen, de last oplegt/opleggen een geldsom te betalen aan één of meer andere kinderen die tot dan toe minder werden bevoordeeld,
- noch als een onrechtstreekse schenking (schenking met last) door de ouders
- noch als schenking tussen de kinderen
beschouwd.
- De toekenning van een schuldvordering die niet ter compensatie van een eerder genoten schenking/voordeel opgelegd wordt, wordt eveneens fiscaal neutraal behandeld.
Bijgevolg is bij loutere toekenning van een schuldvordering in een erfovereenkomst zoals bedoeld in artikel 1100/7, §1, derde lid BW, geen schenkbelasting noch erfbelasting (indien betaalbaar gesteld bij overlijden van de toekomstige erflater) verschuldigd op de waarde van de schuldvordering.
Wordt in de erfovereenkomst een schuldvordering opgelegd ten voordele van kind B ten laste van kind A ter compensatie van een nieuwe schenking die in de erfovereenkomst wordt gedaan ten voordele van kind A, dan is deze schuldvordering een last die aan de schenking wordt gekoppeld (een secundaire schenking). De heffing van de schenkbelasting gebeurt overeenkomstig art. 2.8.3.0.1, §3 VCF.
bron: Toekenning van schuldvorderingen in een erfovereenkomst – fiscale kwalificatie? Vlabel Standpunt nr. 19006 dd. 11.05.2020