Het bestaan van een handelshuur vereist een dienovereenkomstige wilsovereenstemming tussen de partijen. De partijen moeten, vanaf de ingenottreding, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend akkoord zijn dat het verhuurtegoed bestemd is voor een kleinhandel of een ambachtelijke bedrijvigheid (P. Louveaux, Le droit du bail commercial, De Boeck, Univ., nr. 8, 29; B. Tilleman, knelpunten handelshuur, Intersentia, 2007, 2 e.v.).
De toestand op het moment van de verhuring is bepalend; niet wat achteraf gebeurt, behoudens bij bewezen wijziging in akkoord.
Bij afwezigheid van een uitdrukkelijk verwoorde wilsovereenstemming, mag er inzake de gemeenschappelijke wil van de partijen geen ernstige twijfel mogelijk zijn. Bij stilzwijgen van de schriftelijke overeenkomst moet de overeenstemming uit andere omstandigheden afleidbaar zijn (C. Lybaert, o.c., 15; dossiers Tijdschrift van de Vrede- en Politierechters, 50 jaar toepassing van de handelshuurwet, Brugge, die Keure, 2002, pagina 18.)
Rechtspraak: Vredegerecht Sint-Truiden, 27.05.2008.