Uittreksel uit het gerechtelijk wetboek
TITEL V. - Tucht.
HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot regeling van hiërarchie en toezicht.
Art. 398.[
3 Onverminderd de toepassing van de artikelen 143bis en 143quater heeft het Hof van Cassatie een recht van toezicht op de hoven van beroep en de arbeidshoven, de hoven van beroep hebben een recht van toezicht op de rechtbanken van eerste aanleg, de [
4 ondernemingsrechtbanken]
4, de vredegerechten en de politierechtbanken van hun rechtsgebied en de arbeidshoven op de arbeidsrechtbanken van hun rechtsgebied.]
3 [
1 In het gerechtelijk arrondissement Brussel heeft de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg een recht van toezicht op de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en op de Nederlandstalige politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. De Franstalige rechtbank van eerste aanleg wordt, met betrekking tot de vredegerechten, evenwel telkenmale bij eenvoudig verzoek aan de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg betrokken bij de door haar aangeduide beslissingen met het oog op een consensus.
De Franstalige rechtbank van eerste aanleg heeft een recht van toezicht op de Franstalige politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg en de Franstalige rechtbank van eerste aanleg hebben gezamenlijk een recht van toezicht op de vredegerechten met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. De beslissingen worden overlegd in consensus.
Bij gebrek aan consensus in geval van de toepassing van het tweede en het vierde lid, neemt de eerste voorzitter van het hof van beroep van Brussel de beslissing.]
1 ----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 33, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2014-04-10/73, art. 48, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
(
3)<W
2017-07-06/24, art. 265, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
4)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 399.(Onverminderd de toepassing van de artikelen 143bis en [
1 143quater]
1 waakt de procureur-generaal bij het hof van beroep), onder het gezag van de minister van Justitie, voor de handhaving van de orde in de hoven en in de rechtbanken. <W 1997-03-04/41, art. 4, 046;
Inwerkingtreding : 15-05-1997>
(Onverminderd de toepassing van de artikelen 143bis en [
1 143quater]
1 waken de procureur-generaal, de procureur des Konings en de arbeidsauditeurs), onder hetzelfde gezag, voor de handhaving van de tucht, de regelmatige uitoefening van de dienst en de uitvoering van de wetten en verordeningen in de rechtbanken. <W 1997-03-04/41, art. 4, 046;
Inwerkingtreding : 15-05-1997>
Wanneer de procureur-generaal, de procureur des Konings of de arbeidsauditeur dienaangaande opmerkingen heeft te maken, zijn de eerste voorzitter van het hof en de voorzitter van de rechtbank ertoe gehouden op zijn verzoek de algemene vergadering bijeen te roepen.
----------
(
1)<W
2014-04-10/73, art. 49, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
Art. 400. [Onverminderd de toepassing van de artikelen 143bis en [
1 143quater]
1] oefent de minister van Justitie]1 zijn toezicht uit over alle ambtenaren van het openbaar ministerie, de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie over de procureurs-generaal bij de hoven van beroep en de laatstgenoemden over de leden van het parket-generaal en van het auditoraat-generaal, over de procureurs des Konings, de arbeidsauditeurs en hun substituten. <W <W 1997-03-04/41, art. 22, 069;
Inwerkingtreding : 15-05-1997>
----------
(
1)<W
2014-04-10/73, art. 50, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
Art. 401. Wanneer een magistraat van het openbaar ministerie op de zitting afwijkt van de plichten van zijn staat, geeft de eerste voorzitter van het hof of de voorzitter van de rechtbank waarbij hij zijn ambt uitoefent, daarvan kennis aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, aan de procureur-generaal bij het hof van beroep, aan de procureur des Konings, of aan de arbeidsauditeur, al naar gelang onder wiens toezicht de magistraat staat.
Art. 402. De procureurs des Konings en hun substituten, (...) en de rechters in de politierechtbank oefenen, onder toezicht van de procureur-generaal bij het hof van beroep, de gerechtelijke politie uit. <W 1998-03-12/39, art. 39, 058;
Inwerkingtreding : 1998-10-02>
Art. 402bis. <Ingevoegd bij W 1997-05-06/38, art. 21;
Inwerkingtreding : 05-07-1997> De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij dat hof oefenen, ieder wat hem betreft, toezicht uit op de referendarissen.
Art. 403.De procureur-generaal oefent zijn toezicht uit over de hoofdgriffier, de griffiers-hoofden van dienst, de griffiers, (...), (deskundigen, administratief deskundigen, ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers) van de griffie van de hoven van zijn ambtsgebied; de procureur des Konings oefent zijn toezicht uit over de hoofdgriffier, de griffiers-hoofden van dienst en de griffiers van de rechtbank van eerste aanleg en van de [
2 ondernemingsrechtbank]
2, de (hoofdgriffiers) en de griffiers van de vredegerechten en van de politierechtbanken, (...), deskundigen, administratief deskundigen, ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers) van de rechtbanken van eerste aanleg, de [
2 ondernemingsrechtbanken]
2, vredegerechten en politierechtbanken; de arbeidsauditeur oefent zijn toezicht uit over de hoofdgriffier, de griffiers-hoofden van dienst, de griffiers en (...), de (deskundigen, administratief deskundigen, ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers) van de arbeidsrechtbank. [
1 De procureur des Konings van Halle-Vilvoorde en de procureur des Konings van Brussel oefenen gezamenlijk hun toezicht uit over de hoofdgriffier, de griffiers-hoofden van dienst, de griffiers, de deskundigen, administratief deskundigen, ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg en van de Nederlandstalige [
2 ondernemingsrechtbank]
2. De beslissingen worden overlegd in consensus. Bij gebrek aan consensus tussen beide procureurs, neemt de procureur-generaal van Brussel de beslissing. De procureur des Konings van Brussel oefent zijn toezicht uit over de hoofdgriffier, de griffiers-hoofden van dienst en de griffiers van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg en de Franstalige [
2 ondernemingsrechtbank]
2, de hoofdgriffiers en de griffiers van de vredegerechten en van de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de deskundigen, administratief deskundigen, ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, van de Franstalige [
2 ondernemingsrechtbank]
2 en van de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. De procureur des Konings van Halle-Vilvoorde oefent zijn toezicht uit over de hoofdgriffiers, de griffiers, de deskundigen, administratief deskundigen, ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers van de vredegerechten en van de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde. De procureur des Konings van Brussel wordt, wat de vredegerechten betreft, evenwel telkenmale bij eenvoudig verzoek aan de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde betrokken bij de door hem aangeduide beslissingen, met het oog op consensus. Bij gebrek aan consensus tussen beide procureurs, neemt de procureur-generaal van Brussel de beslissing. De arbeidsauditeur van Halle-Vilvoorde en de arbeidsauditeur van Brussel oefenen gezamenlijk hun toezicht uit over de hoofdgriffier, de griffiers-hoofden van dienst, de griffiers en de deskundigen, administratief deskundigen, ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers van de Nederlandstalige arbeidsrechtbank. De beslissingen worden overlegd in consensus. Bij gebrek aan consensus tussen beide arbeidsauditeurs, neemt de procureur-generaal van Brussel de beslissing. De arbeidsauditeur van Brussel oefent zijn toezicht uit over de hoofdgriffier, de griffiers-hoofden van dienst, de griffiers en de deskundigen, administratief deskundigen, ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers van de Franstalige arbeidsrechtbank.]
1 <W 1997-02-17/50, art. 86, 045;
Inwerkingtreding : 01-07-1997> <W 1997-05-20/46, art. 22, 053;
Inwerkingtreding : 01-09-1997> <W 2006-06-10/68, art. 57, 142;
Inwerkingtreding : 01-12-2006> <W
2007-04-25/64, art. 148, 155;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, de procureurs-generaal bij de hoven van beroep, de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs oefenen hun toezicht uit over de (hoofdsecretarissen), (secretarissen), (...), (deskundigen, administratief deskundigen, ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers) van hun parket. <W 1997-02-17/50, art. 86, 045;
Inwerkingtreding : 01-07-1997> <W 1997-05-20/46, art. 22, 053;
Inwerkingtreding : 01-09-1997> <W 2006-06-10/68, art. 57, 142;
Inwerkingtreding : 01-12-2006> <W
2007-04-25/64, art. 148, 155;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 34, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK II. - Tuchtrechtelijke maatregelen.
Art. 404.Op diegenen die hun ambtsplichten verzuimen of door hun gedrag afbreuk doen aan de waardigheid van hun ambt, kunnen de tuchtstraffen, bepaald in dit hoofdstuk, worden toegepast.
(De tuchtstraffen bedoeld in dit hoofdstuk kunnen tevens worden opgelegd aan personen die de taken van hun ambt verwaarlozen en zodoende afbreuk doen aan de goede werking van de justitie of aan het vertrouwen in die instelling.) <W 2002-07-07/43, art. 2, 103;
Inwerkingtreding : 14-02-2005>
[
1 Wat de in artikel 305 bedoelde leden van de rechterlijke orde betreft, worden hun ambtsplichten, de waardigheid van hun ambt en de taken van hun ambt inzonderheid geïnterpreteerd in het licht van de algemene beginselen inzake de deontologie.]
1 ----------
(
1)<W
2019-03-23/03, art. 33, 223; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 405.[
1 § 1. De lichte tuchtstraffen die van toepassing zijn op de leden en op de personeelsleden van de rechterlijke orde zijn :
1° terechtwijzing;
2° blaam.
De zware tuchtstraffen die van toepassing zijn op de leden en op de personeelsleden van de rechterlijke orde zijn :
1° inhouding van wedde;
2° tuchtschorsing;
3° lagere inschaling of verlies van de laatste weddebijslag;
4° terugzetting of intrekking van het in artikel 58bis bedoelde mandaat;
5° ontslag van ambtswege;
6° ontzetting uit het ambt of afzetting.
§ 2. De inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten minste vijftien dagen en ten hoogste een jaar en mag niet hoger zijn dan die welke wordt bepaald in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
§ 3. De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een periode van ten minste een maand en ten hoogste een jaar.
De tuchtschorsing heeft zolang zij duurt een verlies van 20 % van de brutowedde tot gevolg.
Gedurende de tuchtschorsing kan de betrokkene zijn aanspraken op bevordering of verhoging in weddeschaal niet doen gelden.
§ 4. De lagere inschaling bestaat in de toekenning :
1° van een lagere weddeschaal in dezelfde graad of in dezelfde klasse;
2° van een graad van hetzelfde niveau met een lagere weddeschaal.
§ 5. De terugzetting bestaat in de toekenning van een graad van een lager niveau of van een lagere klasse.
Het personeelslid neemt in deze nieuwe graad of in deze nieuwe klasse rang in op de datum waarop de toekenning uitwerking heeft.
§ 6. Naast het verlies van het lopende mandaat heeft de intrekking van het in artikel 58bis bedoelde mandaat tot gevolg dat de betrokken persoon zich niet langer kan kandidaat stellen voor een in dat artikel bedoeld mandaat, behoudens de in de artikelen 421 en 422 bedoelde gevallen van uitwissing of herziening.
De intrekking van het mandaat van korpschef leidt tot het verlies van het behoud van wedde dat wordt bedoeld in artikel 102, § 1, derde lid, van de wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem, alsook bedoeld in artikel 18 van de wet van 18 december 2006 tot wijziging van de artikelen 80, 259quater, 259quinquies, 259nonies, 259decies, 259undecies, 323bis, 340, 341, 346 en 359 van het Gerechtelijk Wetboek, tot herstel in dit Wetboek van artikel 324 en tot wijziging van de artikelen 43 en 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.
§ 7. Het ontslag van ambtswege heeft het verlies van de hoedanigheid van lid van de rechterlijke orde of van lid van het personeel van de griffies en van de parketsecretariaten tot gevolg.
§ 8. De ontzetting uit het ambt en de afzetting hebben het verlies van de hoedanigheid van lid van de rechterlijke orde of van lid van het personeel van de griffies en van de parketsecretariaten en het verlies van het rustpensioen tot gevolg.
§ 9. De ontzetting uit het ambt en de afzetting brengen het verbod op verdere uitoefening van ambten in de Rechterlijke Orde mee.
De terechtwijzing en de blaam uitgezonderd, brengt een tuchtstraf het verbod mee zich kandidaat te stellen voor de Hoge Raad voor de Justitie, behoudens de in de artikelen 421 en 422 bedoelde gevallen van uitwissing of herziening.
§ 10. Het tuchtrechtscollege kan de uitspraak van de straf opschorten en de uitvoering van de uitgesproken straf uitstellen, in voorkomend geval onder de bijzondere voorwaarden die het bepaalt.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 8, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 405bis. <Ingevoegd bij W 2002-07-07/43, art. 4;
Inwerkingtreding : 14-02-2005> Wanneer de betrokkene verscheidene tuchtrechtelijke tekortkomingen worden toegerekend, wordt tegen hem een enkele tuchtprocedure gevoerd die slechts aanleiding kan geven tot een enkele tuchtstraf.
Wanneer hem tijdens de tuchtprocedure een nieuwe tekortkoming wordt toegerekend, wordt een nieuwe tuchtprocedure ingeleid evenwel zonder dat de reeds lopende procedure wordt onderbroken.
In geval van samenhang wordt deze nieuwe tekortkoming evenwel behandeld en berecht tijdens de lopende procedure.
Art. 405ter.[
1 De in artikel 412, §§ 1 en 2, bedoelde overheid brengt de Koning of de Minister van Justitie onverwijld op de hoogte van de aanhangigmaking bij de tuchtrechtbank.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 9, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 405quater.<Ingevoegd bij W 2002-07-07/43, art. 6;
Inwerkingtreding : 14-02-2005> Zodra een tuchtprocedure is ingesteld, [
1 kan]
1 het onderzoek van het verzoek tot ontslag gericht aan de Koning of aan de Minister van Justitie [
1 geschorst worden]
1 tot de tuchtprocedure is beëindigd.
----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 10, 182; Inwerkingtreding : 09-04-2014 (KB
2014-03-28/13, art. 3, 1°)>
Art. 406.<W 2002-07-07/43, art. 7, 103;
Inwerkingtreding : 14-02-2005> § 1. Ingeval de betrokkene wordt vervolgd wegens een misdaad of een wanbedrijf of tuchtrechtelijk wordt vervolgd, kan hij in het belang van de dienst, op grond van een ordemaatregel uit zijn ambt worden geschorst voor de duur van de vervolging en tot de eindbeslissing is genomen.
[
1 De ordemaatregel wordt uitgesproken door de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid voor de duur van hoogstens drie maanden en kan worden verlengd voor periodes van hoogstens drie maanden tot de eindbeslissing. De maatregel kan een inhouding van 20 % van de brutowedde meebrengen. Het openbaar ministerie kan zich wenden of wendt zich op injunctie van de Minister van Justitie tot de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid met een verzoek tot schorsing in het belang van de dienst.]
1 [
1 Een ordemaatregel of verlenging kan enkel worden uitgesproken nadat de betrokken persoon is gehoord of behoorlijk opgeroepen of, wanneer zijn verhoor onmogelijk is, nadat hij zijn verweermiddelen schriftelijk heeft kunnen doen gelden of zich heeft kunnen laten vertegenwoordigen.]
1 Evenwel kan bij uiterst dringende noodzakelijkheid of bij betrapping op heterdaad een voorlopige ordemaatregel worden genomen zonder voorafgaand verhoor van de betrokkene. De betrokkene wordt na het toepassen van de voorlopige ordemaatregel onverwijld gehoord. Deze voorlopige ordemaatregel vervalt na tien dagen, tenzij de overheid die de maatregel genomen heeft, hem binnen deze termijn heeft bekrachtigd.
[
1 De oproeping wordt aan de betrokken persoon bezorgd tegen ontvangstbewijs of bij een aangetekende zending, met vermelding van de ten laste gelegde feiten, de plaats waar en de termijn waarin het dossier kan worden geraadpleegd alsook de plaats en de datum van verschijning.
Van de beslissing van de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid wordt tegen ontvangstbewijs of bij een aangetekende zending kennis gegeven aan de betrokken persoon en aan het parket binnen vijf dagen volgend op het verhoor van de betrokken persoon of op de voor dat verhoor vastgestelde datum of op de schriftelijke indiening van de verweermiddelen.
De kennisgeving maakt melding van het recht om beroep in te stellen, alsook van de geldende vormen en termijn.
De beslissing is onmiddellijk uitvoerbaar.]
1 § 2. Wanneer een tuchtstraf met inhouding van wedde wordt uitgesproken tegen een persoon die het voorwerp is geweest van een ordemaatregel met vermindering van wedde, heeft de tuchtstraf ten vroegste uitwerking op de dag waarop de ordemaatregel is ingegaan.
Het tijdens de ordemaatregel ingehouden bedrag van wedde wordt afgetrokken van het bedrag van verlies van wedde dat voortvloeit uit de tuchtstraf met inhouding van wedde. Als het bedrag van de ingehouden wedde hoger is dan het bedrag van het verlies van wedde dat voortvloeit uit de tuchtstraf met inhouding van wedde, wordt het verschil aan de betrokkene uitbetaald.
De ingehouden bedragen worden aan de betrokkene uitbetaald wanneer de ordemaatregel niet gevolgd wordt door een tuchtstraf of een strafrechtelijke veroordeling wegens dezelfde feiten, of wanneer de strafvordering vervallen is, dan wel aanleiding heeft gegeven tot een beschikking van buitenvervolgingstelling of tot een seponering.
----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 11, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 407.<W
2007-04-25/64, art. 149, 155;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> Aan de leden van de zetel en de leden van het openbaar ministerie, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en het gerechtspersoneel van niveau A die zonder verlof afwezig zijn, kan door een beslissing [
1 van de tuchtrechtbank]
1, voor de duur van die afwezigheid hun wedde worden ontzegd.
----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 12, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 408. De raadsheren en rechters in sociale zaken (, de rechters in handelszaken en de assessoren [
2 in de strafuitvoeringsrechtbank]
2) die, ofschoon regelmatig opgeroepen, zonder geldige reden op meer dan drie zittingen over een tijdvak van zes maanden afwezig zijn geweest, worden als ontslagnemer beschouwd en vervangen. <W 2006-05-17/36, art. 38, 132;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
----------
(
1)<W
2014-05-05/11, art. 115, 195; Inwerkingtreding : 01-10-2016(zie ook art. 136). Overgangsbepalingen: art. 134 en 135>
(
2)<W
2016-05-04/03, art. 115, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid)>
HOOFDSTUK III. - (Bevoegde overheden.) <W 2002-07-07/43, art. 8;
Inwerkingtreding : 14-02-2005>
Afdeling I. - [
1 Tuchtrechtcolleges]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 13, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 409.[
1 § 1. Er bestaat voor heel België een niet-permanente Nederlandstalige tuchtrechtbank en een niet-permanente Franstalige tuchtrechtbank bevoegd ten aanzien van de leden en de personeelsleden van de rechterlijke orde.
Binnen de Franstalige rechtbank neemt een kamer, welke uit minstens één magistraat van de zetel bestaat die het bewijs levert van de kennis van de Duitse taal, kennis van de zaken met betrekking tot de Duitstalige leden en personeelsleden van de rechterlijke orde.
Als het onmogelijk blijkt in de Franstalige rechtbank een magistraat aan te wijzen die het bewijst levert van de kennis van de Duitse taal, wordt de rechtspleging gevoerd in de Franse taal. Op verzoek van de betrokken persoon kan de rechtbank bevelen dat een beroep wordt gedaan op een vertaler; de vertaalkosten zijn ten laste van de Schatkist. Het vonnis wordt vertaald in het Duits.
De Franstalige rechtbank heeft haar zetel te Namen. De Nederlandstalige rechtbank heeft haar zetel te Gent. De geïnventariseerde tuchtdossiers en een kopie van het individuele dossier van de betrokkene worden respectievelijk gericht [
3 aan de griffie van de afdeling Namen van de rechtbank van eerste aanleg te Namen, of van de afdeling Gent van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen]
3.
Het ambt van openbaar ministerie bij de tuchtrechtbank wordt uitgeoefend door de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg in de zetel waar de tuchtrechtbank haar zittingen houdt.
Het ambt van griffier bij de tuchtrechtbank wordt uitgeoefend door een griffier van de rechtbank van eerste aanleg in de zetel waar de tuchtrechtbank haar zittingen houdt. Hij wordt aangewezen door de hoofdgriffier.
§ 2. Wanneer de kamers van de tuchtrechtbank zich moeten uitspreken over een magistraat van de zetel die geen magistraat is van het Hof van Cassatie, zijn ze samengesteld uit twee rechters in de tuchtrechtbank en een assessor uit een rechtscollege van hetzelfde niveau als het rechtscollege waarvan de vervolgde persoon afkomstig is. Een stafhouder van een raad van de Orde wordt telkens met een raadgevende stem toegevoegd.
Wanneer de kamers van de tuchtrechtbank zich moeten uitspreken over een magistraat van het openbaar ministerie die geen magistraat is bij het Hof van Cassatie, zijn ze samengesteld uit twee rechters in de tuchtrechtbank en een assessor die wordt aangewezen uit de magistraten van het openbaar ministerie van hetzelfde niveau als de vervolgde persoon. [
2 Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van het federaal parket gelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal.]
2 Een stafhouder van een raad van de Orde wordt telkens met raadgevende stem toegevoegd.
Wanneer de tuchtprocedure betrekking heeft op een lid van het gerechtspersoneel, zijn ze samengesteld uit twee rechters in de tuchtrechtbank en een assessor die wordt aangewezen uit de assessoren die zijn aangewezen door de minister van Justitie en die van een niveau zijn dat ten minste gelijk is aan het niveau van de persoon tegen wie de tuchtprocedure loopt. Een stafhouder van een raad van de Orde wordt telkens met raadgevende stem toegevoegd.
De stafhouder wordt aangewezen door de Orde van Vlaamse Balies of door de Ordre des barreaux francophones et germanophone, op schriftelijk verzoek van de voorzitter van de tuchtrechtbank.
§ 3. Wanneer de kamers van de tuchtrechtbank zich moeten uitspreken over een magistraat van of bij het Hof van Cassatie, zijn ze samengesteld uit twee rechters in de tuchtrechtbank en uit een assessor die wordt aangewezen overeenkomstig artikel 411, § 6.
Een stafhouder van een raad van de Orde wordt telkens met een raadgevende stem toegevoegd. Hij wordt aangewezen volgens de in § 2, vierde lid, bedoelde procedure.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 14, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 34, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2017-07-06/24, art. 266, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Afdeling II. <Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 15, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 410.[
1 § 1. Er bestaat voor heel België een niet-permanente Nederlandstalige tuchtrechtbank in hoger beroep en een Franstalige niet-permanente tuchtrechtbank in hoger beroep.
De Nederlandstalige rechtbank in hoger beroep heeft haar zetel te Brussel. De Franstalige rechtbank in hoger beroep heeft haar zetel te Brussel. De tuchtdossiers worden gericht aan de griffie van het hof van beroep.
Het ambt van openbaar ministerie bij de tuchtrechtbank in hoger beroep wordt uitgeoefend door de procureur-generaal bij het hof van beroep in de zetel waar de tuchtrechtbank in hoger beroep haar zittingen houdt.
Het ambt van griffier in de tuchtrechtbank in hoger beroep wordt uitgeoefend door een griffier van het hof van beroep in de zetel waar de tuchtrechtbank in hoger beroep haar zittingen houdt. Hij wordt aangewezen door de hoofdgriffier.
Binnen de Franstalige rechtbank neemt een kamer, welke uit minstens één magistraat van de zetel bestaat die het bewijs levert van de kennis van de Duitse taal, kennis van de zaken met betrekking tot de Duitstalige leden en personeelsleden van de rechterlijke orde.
Als het onmogelijk blijkt een kamer samen te stellen die bestaat uit een magistraat die het bewijs levert van de kennis van de Duitse taal, wordt de rechtspleging in de Franse taal gevoerd. Op verzoek van de betrokken persoon kan de rechtbank bevelen dat een beroep wordt gedaan op een vertaler; de vertaalkosten zijn ten laste van de Schatkist. Het arrest wordt vertaald in het Duits.
§ 2. Wanneer de kamers van de tuchtrechtbank in hoger beroep zich moeten uitspreken over een magistraat van de zetel die geen magistraat is van het Hof van Cassatie, zijn ze samengesteld uit twee raadsheren in de tuchtrechtbank in hoger beroep en een raadsheer-assessor uit een rechtscollege van hetzelfde niveau als het rechtscollege waarvan de vervolgde persoon afkomstig is. Een stafhouder van een raad van de Orde wordt telkens met een raadgevende stem toegevoegd.
Wanneer de kamers van de tuchtrechtbank in hoger beroep zich moeten uitspreken over een magistraat van het openbaar ministerie die geen magistraat is bij het Hof van Cassatie, zijn ze samengesteld uit twee raadsheren in de tuchtrechtbank in hoger beroep en een raadsheer-assessor die wordt aangewezen uit de magistraten van het openbaar ministerie van hetzelfde niveau als de vervolgde persoon. [
2 Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van het federaal parket gelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal.]
2 Een stafhouder van een raad van de Orde wordt telkens met een raadgevende stem toegevoegd.
Wanneer de tuchtprocedure betrekking heeft op een lid van het gerechtspersoneel, zijn de kamers van de tuchtrechtbank in hoger beroep samengesteld uit twee raadsheren in de tuchtrechtbank in hoger beroep en een raadsheer-assessor die wordt aangewezen uit de assessoren die zijn aangewezen door de minister van Justitie en die van een niveau zijn dat ten minste gelijk is aan dat van de persoon tegen wie de tuchtprocedure loopt. Een stafhouder van een raad van de Orde wordt telkens met een raadgevende stem toegevoegd.
De stafhouder wordt aangewezen door de Orde van Vlaamse Balies of door de Ordre des barreaux francophones et germanophone, op schriftelijk verzoek van de voorzitter van de tuchtrechtbank in hoger beroep.
§ 3. Wanneer de kamers van de tuchtrechtbank in hoger beroep zich moeten uitspreken over een magistraat van of bij het Hof van Cassatie, zijn ze samengesteld uit twee raadsheren in de tuchtrechtbank in hoger beroep en uit een raadsheer-assessor die wordt aangewezen overeenkomstig artikel 411, § 6, eerste of tweede lid, naar gelang van het geval.
Een stafhouder van een raad van de Orde wordt telkens met een raadgevende stem toegevoegd. Hij wordt aangewezen volgens de in § 2, vierde lid, bedoelde procedure.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 16, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Afdeling III. <Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 17, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 411.[
1 § 1. De leden-assessoren van de tuchtrechtbank en van de tuchtrechtbank in hoger beroep worden aangewezen voor een niet-hernieuwbare termijn van vijf jaar.
De korpschefs en de leden van de Hoge Raad voor de Justitie mogen niet worden aangewezen om zitting te houden in de tuchtrechtscolleges.
Het ambt van de leden-assessoren van de tuchtrechtscolleges neemt ambtshalve een einde wanneer hen een tuchtstraf wordt opgelegd.
Het mandaat van magistraat, aangewezen als assessor bij de tuchtrechtbank of bij de tuchtrechtbank in hoger beroep neemt een einde wanneer de betrokkene een in de artikelen 308, [
5 309/1,]
5 [
7 309/2,]
7 [
3 309ter,]
3 323bis, 327 en 327bis bedoelde opdracht aanvaardt. [
3 Het mandaat van niet-magistraat, aangewezen als assessor bij de tuchtrechtbank of bij de tuchtrechtbank in hoger beroep neemt een einde wanneer de betrokkene [
5 een in de artikelen 309sexies, 309septies of 309novies]
5 bedoelde opdracht aanvaardt.]
3 [
4 Gepensioneerde leden van het gerechtspersoneel kunnen hun mandaat van assessor verder blijven uitoefenen tot het einde van hun lopende aanwijzing en ten laatste tot ze de leeftijd van 70 jaar hebben bereikt.]
4 § 2. De leden-assessoren van de tuchtrechtscolleges worden aangewezen uit de werkende beroepsmagistraten of op rust gestelde magistraten en uit het gerechtspersoneel van niveau A en B.
Om als lid-assessor van de tuchtrechtscolleges te worden aangewezen, moet de kandidaat tien ambtsjaren binnen de Rechterlijke Orde vervuld hebben, waarvan vijf jaar respectievelijk in het ambt van magistraat van de zetel, van magistraat van het openbaar ministerie of van personeelslid van niveau A of B, en mag hij geen enkele tuchtstraf hebben ondergaan.
De kandidaat-assessoren richten hun kandidatuur respectievelijk aan hun algemene vergadering, hun korpsvergadering of aan de minister van Justitie binnen dertig dagen na de oproep tot kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. De magistraten van de zetel die in aanmerking komen om zitting te hebben als lid-assessor in de tuchtrechtscolleges worden door hun algemene vergadering uitgekozen binnen zestig dagen na de oproep tot kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De magistraten van het openbaar ministerie die in aanmerking komen om zitting te hebben als lid-assessor in de tuchtrechtscolleges worden door hun korpsvergadering uitgekozen binnen diezelfde termijn.
In elk rechtsgebied van het hof van beroep wijzen de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg, van de [
6 ondernemingsrechtbanken]
6 en van de arbeidsrechtbanken alsook de voorzitter [
2 van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbank]
2 gezamenlijk, uit de door de algemene vergaderingen uitgekozen kandidaten, vier leden van die rechtbanken aan die zitting kunnen hebben als assessor in de tuchtrechtbank of als assessor in de tuchtrechtbank in hoger beroep. In het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel worden vier Nederlandstalige en vier Franstalige magistraten op dezelfde wijze aangewezen.
De aanwijzingen worden met redenen omkleed.
In elk rechtsgebied van de hoven van beroep wijzen de eerste voorzitters van de hoven van beroep en van de arbeidshoven gezamenlijk, uit de door de algemene vergaderingen uitgekozen kandidaten, drie leden van die hoven aan om zitting te hebben als assessor in de tuchtrechtbank in hoger beroep of als assessor in de tuchtrechtbank.
In het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel worden drie Nederlandstalige en drie Franstalige raadsheren gezamenlijk aangewezen door de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, de eerste voorzitter van het hof van beroep en de eerste voorzitter van het arbeidshof.
De aanwijzingen worden met redenen omkleed.
§ 4. In elk rechtsgebied van de hoven van beroep wijzen de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs gezamenlijk, uit de door de korpsvergaderingen uitgekozen kandidaten, drie magistraten van het parket van de procureur des Konings of van het arbeidsauditoraat aan die zitting kunnen hebben als assessor in de tuchtrechtbank of in de tuchtrechtbank in hoger beroep [
2 ...]
2. In het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel worden drie Nederlandstalige en drie Franstalige magistraten gezamenlijk aangewezen door de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs.
De aanwijzingen worden met redenen omkleed.
De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, de procureurs-generaal en de federale procureur wijzen gezamenlijk uit de door de korpsvergaderingen uitgekozen kandidaten, de zes leden van de Nederlandstalige [
2 parketten-generaal en arbeidsauditoraten generaal]
2 en de zes leden van de Franstalige [
2 parketten-generaal en arbeidsauditoraten generaal]
2 aan die zitting kunnen hebben als assessor in de tuchtrechtbank of in de tuchtrechtbank in hoger beroep [
2 ...]
2. [
2 Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van het federaal parket gelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal.]
2 De aanwijzingen worden met redenen omkleed.
§ 5. Per rechtsgebied van het hof van beroep worden twee personeelsleden van niveau A en twee personeelsleden van niveau B die in aanmerking kunnen komen om zitting te hebben als assessor in de tuchtrechtbank of in de tuchtrechtbank in hoger beroep aangewezen door de Minister van Justitie binnen negentig dagen na de oproep tot kandidaten, op eensluidend advies van hun hiërarchische meerdere. De Minister van Justitie vraagt het advies van de hiërarchische meerdere van de kandidaat binnen tien dagen na de ontvangst van de kandidatuur. De adviezen worden overgezonden aan de Minister van Justitie binnen zestig dagen na de oproep tot kandidaten.
In het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel worden twee Nederlandstalige personeelsleden van niveau A, twee Franstalige personeelsleden van niveau A, twee Nederlandstalige personeelsleden van niveau B en twee Franstalige personeelsleden van niveau B aangewezen.
§ 6. [
4 De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie wijzen gezamenlijk drie Nederlandstalige en drie Franstalige emeriti of ere-magistraten aan, uit de zetel of het parket die zich kandidaat hebben gesteld om zitting te nemen in de in de artikelen 409, § 3, eerste lid, en 410, § 3, eerste lid, bedoelde gevallen.]
4 [
2 De namen van de emeriti magistraten die aldus worden aangewezen, worden overgezonden naar de minister van Justitie binnen vijfenzeventig dagen na de oproep tot kandidaten.]
2 § 7. De lijst met de leden die zijn aangewezen voor de uitoefening van ambten in de tuchtrechtscolleges wordt binnen honderd dagen na de oproep tot kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 18, 182; Inwerkingtreding : 09-04-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 09-04-2014>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 212, 201; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
4)<W
2016-05-04/03, art. 116, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
(
5)<W
2018-05-25/02, art. 24, 217; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
(
6)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(
7)<W
2019-05-05/10, art. 106, 226; Inwerkingtreding : 24-05-2019>
Art. 411/1.[
1 De tuchtrechtbank en de tuchtrechtbank in hoger beroep worden respectievelijk voorgezeten door de rechter in de tuchtrechtbank en de raadsheer in de tuchtrechtbank in hoger beroep met de hoogste anciënniteit die is aangewezen om zitting te hebben in die tuchtrechtscolleges.
De aanwijzing van de leden die deel uitmaken van die tuchtrechtscolleges, met uitzondering van het lid met raadgevende stem, geschiedt op 1 september van elk jaar bij toerbeurt die wordt bepaald door de in het eerste lid bedoelde rechter of raadsheer.
Wanneer een dossier wordt verzonden aan de griffie van het tuchtrechtscollege, stelt, naargelang het geval, de rechter of de raadsheer in de tuchtrechtbank in hoger beroep met de grootste anciënniteit het orgaan samen binnen vijf dagen.
Met uitzondering van de in artikel 409, § 3, eerste lid, 410, § 3, eerste lid, en 411, § 6, bedoelde gevallen mogen de leden die deel uitmaken van het rechtscollege niet zijn benoemd of opdracht hebben ontvangen in een rechtscollege, parket, griffie, parketsecretariaat of steundienst uit hetzelfde rechtsgebied als de persoon die tuchtrechtelijk wordt vervolgd en mogen ze evenmin een hiërarchische band hebben met de betrokken persoon. [
2 In het rechtsgebied Luik mogen de leden die blijk hebben gegeven van de kennis van de Duitse taal niet zijn benoemd, in subsidiaire orde zijn benoemd of opdracht hebben ontvangen in hetzelfde rechtscollege, hetzelfde parket, dezelfde griffie, parketsecretariaat of steundienst als de persoon die tuchtrechtelijk wordt vervolgd.]
2]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-07-15/08, art. 19, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 37, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Afdeling II. - (vroeger afdeling IV)[
1 De tuchtoverheden]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 20, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 412.[
1 § 1. [
2 De overheden die bevoegd zijn om een tuchtprocedure in te stellen zijn :
1° ten aanzien van de magistraten van de zetel, met uitzondering van de magistraten bij het Hof van Cassatie :
a) de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie ten aanzien van de eerste voorzitters van de hoven van beroep en van de eerste voorzitters van de arbeidshoven;
b) de eerste voorzitter van het hof van beroep ten aanzien van de leden van dat hof, van de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg, van de voorzitter van de [
9 ondernemingsrechtbank]
9 of van de voorzitters van de [
9 ondernemingsrechtbanken]
9 en van de voorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank van het betrokken rechtsgebied;
c) de eerste voorzitter van het arbeidshof ten aanzien van de leden van dat hof, daaronder begrepen de raadsheren in sociale zaken, en van de voorzitter van de arbeidsrechtbank of van de voorzitters van de arbeidsrechtbanken van het betrokken rechtsgebied;
d) de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ten aanzien van de leden van die rechtbank, daaronder begrepen de assessoren [
5 in de strafuitvoeringsrechtbank]
5, en, in de gerechtelijke arrondissementen Eupen en Brussel, van de vrederechters en van de rechters in de politie-rechtbanken.
In het gerechtelijk arrondissement Brussel is de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg bevoegd ten aanzien van de vrederechters en rechters in de politierechtbanken met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en ten aanzien van de rechters in de Nederlandstalige politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Ten aanzien van de vrederechters die zitting hebben in de vredegerechten van het gerechtelijk kanton met zetel te [
8 ...]
8 Sint-Genesius-Rode en van het gerechtelijk kanton met zetel te Meise, zijn de voorzitters van de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken van eerste aanleg gezamenlijk bevoegd. De beslissingen worden overlegd in consensus.
De voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg wordt, met betrekking tot de andere vredegerechten, waarvan de zetel gevestigd is in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, evenwel telkenmale bij eenvoudig verzoek aan de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg betrokken bij de door hem aangeduide beslissingen met het oog op een consensus.
De voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg is bevoegd ten aanzien van de rechters in de Franstalige politierechtbank waarvan de zetel gevestigd is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
De voorzitters van de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken van eerste aanleg zijn gezamenlijk bevoegd ten aanzien van de vrederechters van de vredegerechten waarvan de zetel gevestigd is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. De beslissingen worden overlegd in consensus.
Bij gebrek aan consensus in geval van toepassing van het derde, vierde en zesde lid, neemt de eerste voorzitter van het hof van beroep van Brussel de beslissing;
e) de voorzitter van de [
9 ondernemingsrechtbank]
9 ten aanzien van de leden van die rechtbank, daaronder begrepen de rechters in handelszaken;
f) de voorzitter van de arbeidsrechtbank ten aanzien van de leden van die rechtbank, daaronder begrepen de rechters in sociale zaken;
g) met uitzondering van de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen, de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank ten aanzien van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbanken;
2° ten aanzien van de magistraten van het openbaar ministerie, met uitzondering van de magistraten bij het Hof van Cassatie :
a) de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie ten aanzien van de procureurs-generaal bij de hoven van beroep en van de federale procureur;
b) de procureur-generaal bij het hof van beroep ten aanzien van de leden van het parket-generaal bij het hof van beroep, van de leden van het auditoraat-generaal bij het arbeidshof, van de procureurs des Konings en van de arbeidsauditeurs;
c) de procureur des Konings ten aanzien van de leden van het parket van de procureur des Konings, en de arbeidsauditeur ten aanzien van de leden van het arbeidsauditoraat;
d) de federale procureur ten aanzien van de federale magistraten;
e) ten aanzien van de bijstandsmagistraten en de verbindingsmagistraten in jeugdzaken, de tuchtoverheid die bevoegd is voor het ambt waarin zij werden benoemd;
[
6 f) de procureur-generaal aangewezen in het rechtsgebied van het hof van beroep waar de in artikel 309/1 bedoelde verbindingsmagistraat is benoemd.]
6 3° ten aanzien van de magistraten van het Hof van Cassatie :
a) de algemene vergadering van het Hof van Cassatie ten aanzien van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie;
b) de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie ten aanzien van de zittende magistraten in het Hof van Cassatie;
c) de minister van Justitie ten aanzien van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie;
d) de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie ten aanzien van de eerste advocaat-generaal en de advocaten-generaal bij het Hof van Cassatie;
4° ten aanzien van de referendarissen bij het Hof van Cassatie :
a) de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie ten aanzien van de referendarissen die de raadsheren bijstaan;
b) de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie ten aanzien van de referendarissen die de leden van het parket bijstaan;
5° ten aanzien van de referendarissen en van de parketjuristen :
a) de eerste voorzitter van het hof van beroep ten aanzien van de referendarissen bij dat hof;
b) de eerste voorzitter van het arbeidshof ten aanzien van de referendarissen bij dat hof;
c) de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ten aanzien van de referendarissen bij die rechtbank;
d) de voorzitter van de arbeidsrechtbank ten aanzien van de referendarissen bij die rechtbank;
e) de voorzitter van de [
9 ondernemingsrechtbank]
9 ten aanzien van de referendarissen bij die rechtbank;
f) de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank en in de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ten aanzien van de referendarissen bij de politierechtbank;
g) de procureur-generaal bij het hof van beroep ten aanzien van de parketjuristen bij het parket-generaal en het arbeidsauditoraat-generaal;
h) de procureur des Konings ten aanzien van de parketjuristen bij het parket van de rechtbank van eerste aanleg;
i) de arbeidsauditeur ten aanzien van de parketjuristen bij het arbeidsauditoraat;
j) de federale procureur ten aanzien van de parketjuristen bij het federaal parket;
6° ten aanzien van de attachés van de dienst voor documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie : de procureur-generaal bij dat Hof;
7° ten aanzien van de personeelsleden van niveau A, de griffiers, de secretarissen en het personeel van griffies, parketsecretariaten en steundiensten :
a) de eerste voorzitter bij het Hof van Cassatie ten aanzien van de hoofdgriffier van het Hof van Cassatie, en de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie ten aanzien van de hoofdsecretaris van het parket-generaal bij het Hof van Cassatie;
b) de eerste voorzitter van het hof van beroep en het arbeidshof ten aanzien van de hoofdgriffier van het hof van beroep en van het arbeidshof, en de procureur-generaal bij het hof van beroep ten aanzien van de hoofdsecretaris van het parket-generaal bij het hof van beroep en bij het arbeidshof, alsook van de personeelsleden van het niveau A bij deze hoven, bij de parketten-generaal en bij de auditoraten-generaal;
c) de federale procureur ten aanzien van de hoofdsecretaris en van de personeelsleden van niveau A van het federaal parket;
d) de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank ten aanzien van de hoofdgriffier van de vredegerechten en van de politierechtbank, de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ten aanzien van de hoofdgriffier van deze rechtbank en in de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen, ten aanzien van de hoofdgriffier van de politierechtbank en van de hoofdgriffier van het vredegerecht.
In het gerechtelijk arrondissement Brussel wordt de voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg bepaald overeenkomstig § 1, 1°, d), tweede tot vijfde lid;
e) de procureur des Konings ten aanzien van de hoofdsecretaris van het parket van de procureur des Konings en van de personeelsleden van niveau A van de rechtbanken van eerste aanleg, de vredegerechten, van de politierechtbank, en van de parketten;
f) de voorzitter van de [
9 ondernemingsrechtbank]
9 ten aanzien van de hoofdgriffier van de [
9 ondernemingsrechtbank]
9, en de procureur des Konings ten aanzien van de personeelsleden van niveau A bij de [
9 ondernemingsrechtbank]
9;
g) de voorzitter van de arbeidsrechtbank ten aanzien van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank, en de arbeidsauditeur ten aanzien van de hoofdsecretaris van het arbeidsauditoraat en van de personeelsleden van niveau A van deze rechtbanken en parketten;
h) de magistraat korpschef van het rechtscollege of van het parket ten aanzien van de leden van de steundiensten;
i) de hoofdgriffier ten aanzien van de griffiers-hoofden van dienst, de griffiers, de deskundigen, de administratief deskundigen en ICT-deskundigen, assistenten en medewerkers bij de griffie;
j) de hoofdsecretaris ten aanzien van de secretarissen-hoofden van dienst, de secretarissen, de deskundigen, de administratief deskundigen en ICT deskundigen, assistenten en secretariaatsmedewerkers bij het parket.]
2 [
4 8° de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken ten aanzien van de leden en de personeelsleden van de steundienst bij dat College;
9° de voorzitter van het College van het openbaar ministerie en van het College van procureurs-generaal ten aanzien van de leden en personeelsleden van de steundienst bij die Colleges;]
4 [
7 10° de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel ten aanzien van de directeur, de adjunct-directeur en de verbindingsmagistraten bij het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring; de directeur ten aanzien van de personeelsleden van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring.]
7 De plaatsvervangende magistraten ressorteren onder dezelfde overheid als de werkende magistraten. De leden en personeelsleden met een opdracht binnen een rechtscollege, parket, griffie, parketsecretariaat of steundienst ressorteren onder dezelfde overheid als degenen die er benoemd zijn.
De leden en personeelsleden met een opdracht buiten de Belgische Rechterlijke Orde ressorteren onder de in het eerste lid bedoelde overheid.
§ 2. Een tuchtprocedure kan steeds ingesteld worden op vordering van het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan de betrokken persoon afkomstig is, of, wanneer de betrokken persoon een lid of een personeelslid is van een vredegerecht, door het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin dit vredegerecht is gelegen.
De eerste voorzitter van het hof van beroep en de eerste voorzitter van het arbeidshof kunnen het in het eerste lid bedoelde openbaar ministerie injunctie geven een dossier over een magistraat van het openbaar ministerie aanhangig te maken bij de tuchtrechtbank.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 21, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-03-28/01, art. 10, 181; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2014-05-05/11, art. 116, 195; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 136). Overgangsbepalingen: art. 134 en 135>
(
4)<W
2016-05-04/03, art. 117,b, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
(
5)<W
2016-05-04/03, art. 117,a, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid)>
(
6)<W
2018-05-25/02, art. 25, 217; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
(
7)<W
2018-02-04/04, art. 54, 218; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
(
8)<W
2017-12-25/08, art. 23, 213; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
(
9)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling V. <Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 22, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 413.[
1 § 1. Naar de in artikel 404 bedoelde feiten wordt een onderzoek gevoerd door een magistraat die is aangewezen door de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid.
Van de opening van een onderzoek wordt onverwijld kennis gegeven aan de betrokken persoon.
Het onderzoek mag niet meer dan drie maanden in beslag nemen. Indien binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de opening van een onderzoek daaraan geen enkel gevolg wordt gegeven door de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid die het initiatief tot dat onderzoek heeft genomen, kan de betrokken persoon de zaak bij aangetekende zending aanhangig maken bij de tuchtrechtbank, die in de plaats treedt van die overheid. Binnen vijftien dagen nadat de zaak bij haar is aanhangig gemaakt, richt de tuchtrechtbank een verzoek om verslag en conclusies aan de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid. Het verslag en de conclusies worden binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek overgezonden.
§ 2. De in artikel 412, § 1, bedoelde overheid die na onderzoek van oordeel is dat de feiten een lichte tuchtstraf rechtvaardigen, is bevoegd om de betrokken persoon die straf op te leggen. De beslissing wordt onverwijld tegen gedagtekend ontvangstbewijs of bij een aangetekende zending meegedeeld aan de betrokken persoon, aan het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan de betrokken persoon afkomstig is of, wanneer de betrokken persoon een lid of een personeelslid is van een vredegerecht, aan het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin dit vredegerecht is gelegen, en aan de minister van Justitie. [
2 De in artikel 412, § 1, bedoelde overheden, delen aan de minister van Justitie de tuchtrechtelijke beslissingen mee die zij vanaf de kennisgeving ervan nemen.]
2 De betrokken persoon en het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan die persoon afkomstig is of, wanneer de betrokken persoon een lid of een personeelslid is van een vredegerecht, het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin dit vredegerecht is gelegen, kunnen, overeenkomstig de in artikel 420, § 3, vastgelegde vormvereisten en termijnen, bij de tuchtrechtbank beroep instellen tegen de door de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid genomen tuchtbeslissingen.
§ 3. De in artikel 412, § 1, bedoelde overheid die na onderzoek van oordeel is dat de feiten een zware tuchtstraf rechtvaardigen, maakt de zaak aanhangig bij de tuchtrechtbank en zendt haar het onderzoeksdossier, het verslag en de conclusies met het oog op oproeping. De overheid brengt de betrokken persoon daarvan op de hoogte.
Het verzoek tot verschijning vermeldt de naam, de hoedanigheid en het adres van de betrokken persoon, bevat de uiteenzetting van de feiten en de middelen, en is ondertekend.
Tegen de beslissing om de zaak bij de tuchtrechtbank aanhangig te maken, kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.
§ 4. Indien de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid van oordeel is dat zij geen straf moet opleggen of indien binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de opening van een onderzoek door de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid daaraan geen enkel gevolg wordt gegeven, kan het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan de betrokken persoon afkomstig is of, wanneer de betrokken persoon een lid of een personeelslid is van een vredegerecht, het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin dit vredegerecht is gelegen, op vordering, de zaak rechtstreeks aanhangig maken bij de tuchtrechtbank, binnen dertig dagen respectievelijk na de kennisgeving van de beslissing of na het verstrijken van de termijn van drie maanden.
Indien binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de opening van een onderzoek de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid of het openbaar ministerie daaraan geen enkel gevolg geeft, kan, naargelang het geval, de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie of de procureur-generaal bij dit Hof, het in het eerste lid, bedoelde openbaar ministerie binnen dezelfde termijnen injunctie geven een dossier betreffende een lid of een personeelslid van de rechterlijke orde aanhangig te maken bij de tuchtrechtbank.
§ 5. Bij de tuchtrechtbank kan ook het beroep aanhangig gemaakt worden dat door de betrokken magistraten ingesteld is tegen de verhulde tuchtstraffen waarvan zij zich het slachtoffer achten. [
3 Dit beroep wordt alleen toegelaten indien de betrokken magistraten vooraf het administratief beroep bedoeld in artikel 330quinquies hebben ingesteld en daarover uitspraak is gedaan.]
3 § 6. Wanneer een in artikel 406 bedoelde ordemaatregel wordt genomen, maakt de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid onverwijld een verzoek tot verschijning aanhangig bij de tuchtrechtbank door haar een kopie van de beslissing en van het dossier over te zenden.
Uiterlijk vijftien dagen voor de datum waarop de in artikel 406 bedoelde schorsing een einde neemt, [
4 brengt de tuchtrechtbank de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid]
4 op de hoogte van de stand van de tuchtprocedure en brengt zij advies uit over de eventuele verlenging van de ordemaatregel]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 23, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2016-12-25/14, art. 67, 208; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(
4)<W
2017-07-06/24, art. 267, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 414.[
1 De in artikel 412, § 1, bedoelde overheid ontvangt en onderzoekt de tuchtrechtelijke klachten die rechtstreeks overgezonden zijn door particulieren of door de Hoge Raad voor de Justitie. [
2 Voor alle tuchtrechterlijke klachten ten aanzien van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie wordt in dit artikel met de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid, de voorzitter en twee sectievoorzitters van het Hof van Cassatie bedoeld die door de algemene vergadering daartoe werden aangewezen.]
2 Om ontvankelijk te zijn, moeten de klachten van particulieren schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gedagtekend. Ze bevatten de volledige identiteit van de klager. Deze laatste voegt er de bewijsstukken bij waarover hij beschikt.
[
2 Wanneer de klacht ontvankelijk en niet kennelijk ongegrond is, wordt een onderzoek uitgevoerd overeenkomstig artikel 413, § 1, eerste en tweede lid. De klager wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de opening van het onderzoek of op met redenen omklede wijze van de beslissing om de klacht niet te behandelen.]
2 De klager, de persoon tegen wie het onderzoek loopt en getuigen kunnen gehoord worden tijdens het onderzoek.
De verklaringen van de klager, van de persoon tegen wie het onderzoek loopt en van de getuigen worden opgetekend in een proces-verbaal. De gehoorde personen ontvangen op eigen verzoek een kopie van het proces-verbaal van hun verklaringen.
De persoon tegen wie een klacht is ingediend, kan zich tijdens het verhoor laten bijstaan door een persoon van zijn keuze, maar mag zich niet laten vertegenwoordigen.
De in artikel 412, § 1, bedoelde overheid licht de klager en de betrokken persoon in over het gevolg dat aan de klacht wordt gegeven.
De in artikel 412, § 1, bedoelde overheid licht op een met redenen omklede wijze de advies- en onderzoekscommissies in over het gevolg dat gegeven wordt aan de tuchtrechtelijke klachten die overgezonden zijn door de Hoge Raad voor de Justitie.
De beslissing van de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid is definitief voor de klager.
Indien de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid geen beslissing aan de klager of de betrokken persoon heeft overgezonden, of de Hoge Raad voor de Justitie niet heeft ingelicht binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de indiening van de klacht, kunnen zij zich rechtstreeks wenden tot het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan de betrokken persoon afkomstig is teneinde de zaak in voorkomend geval aanhangig te maken bij de tuchtrechtbank.
Binnen vijftien dagen nadat de zaak erbij is aanhangig gemaakt, richt het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan de betrokken persoon afkomstig is een verzoek om conclusies aan de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid. De conclusies worden binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek overgezonden.
Het openbaar ministerie neemt op basis van de elementen die eraan zijn meegedeeld een met redenen omklede beslissing binnen een maand na die mededeling.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 24, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2016-05-04/03, art. 118, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Art. 414bis. (Opgeheven) <W 2002-07-07/43, art. 11, 103;
Inwerkingtreding : 14-02-2005>
Art. 414ter. (Opgeheven) <W 2002-07-07/43, art. 11, 103;
Inwerkingtreding : 14-02-2005>
HOOFDSTUK IV. - (vroeger afdeling VI) [
1 Tuchtprocedure]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 25, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 415.[
1 Een zaak wordt bij de tuchtrechtbank aanhangig worden gemaakt binnen zes maanden nadat de overheid die bevoegd is om de tuchtprocedure in te stellen, kennis heeft genomen van de feiten.
De tuchtvordering staat los van de strafvordering en van de burgerlijke rechtsvordering. Wanneer dezelfde feiten aanleiding geven tot een strafvordering, wordt de termijn van zes maanden gestuit tot de kennisgeving van de definitieve rechterlijke beslissing.]
1
(NOTA : De wijzigingen aan artikel 415 bij art. 118 van W 2014-05-05/11, Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-07-2016 zijn niet compatibel met de wijzigingen zoals reeds doorgevoerd bij art. 26 van W 2013-07-30/23)
----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 26, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 416.[
1 De tuchtrechtbanken behandelen de zaak in openbare terechtzitting.
De betrokkene kan de tuchtrechtbank reeds voor de eerste terechtzitting verzoeken om de zaak met gesloten deuren te behandelen. De rechtbank gaat in op dit verzoek, tenzij zij dit strijdig acht met het algemeen belang.
Tegen de beslissing van de tuchtrechtbank om al dan niet het sluiten der deuren uit te spreken, staat geen rechtsmiddel open.
De tuchtrechtbank kan tevens achter gesloten deuren zitting houden gedurende de hele procedure of een gedeelte ervan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van de persoon tegen wie vervolging is ingesteld zulks vereisen, of, in de mate dat dit door de tuchtrechtbank strikt noodzakelijk wordt geacht, wanneer in bepaalde omstandigheden de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 27, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
HOOFDSTUK IV. <Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 28, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 417.[
1 § 1. De tuchtrechtbank spreekt zich uit over de ontvankelijkheid van het verzoek en over de noodzaak om een onderzoeksmagistraat aan te wijzen binnen een maand nadat de zaak bij haar aanhangig gemaakt is door de in artikel [
2 259bis-19, § 2bis, vierde lid, of in artikel]
2 412, § 1, bedoelde overheid of door het openbaar ministerie, of, in het in artikel 413, § 1, derde lid, bedoelde geval, binnen een maand na de verzending van het verslag en van de conclusies.
§ 2. De voorzitter van de tuchtrechtbank wijst een onderzoeksmagistraat aan uit de rechters in de tuchtrechtbank die zijn aangewezen volgens de in artikel 259sexies/1 bedoelde procedure.
Bij gewettigde verdenking kan de onderzoeksmagistraat gewraakt worden middels een akte die toegezonden wordt aan de griffie binnen acht dagen na de kennisname van de aanwijzing van de onderzoeksmagistraat. De wraking wordt in laatste aanleg beoordeeld door de tuchtrechtbank in hoger beroep.
§ 3. De onderzoeksmagistraat neemt alle nodige maatregelen van tuchtonderzoek, afgezien van strafrechtelijke onderzoekshandelingen en dwangmaatregelen. Hij kan getuigen horen, overgaan tot confrontaties of expertises laten uitvoeren.
De betrokken persoon kan middels een met redenen omkleed verzoekschrift dat gericht wordt aan de griffie verzoeken dat hem toegang wordt verleend tot het tuchtdossier en dat bijkomende handelingen van tuchtonderzoek worden verricht. De onderzoeksmagistraat neemt binnen vijftien dagen een beslissing omtrent deze verzoeken.
De betrokken persoon kan de zaak bij de tuchtrechtbank in hoger beroep aanhangig maken in geval van beslissing van de onderzoeksmagistraat waarbij de toegang tot het dossier of de uitvoering van bijkomende handelingen van tuchtonderzoek wordt geweigerd, of bij gebrek aan een beslissing binnen de in het tweede lid bepaalde termijn. Dit beroep wordt ingesteld in de vormen en binnen de termijnen die worden bepaald in artikel 420, § 2.
De onderzoeksmagistraat kan de procureur-generaal bij het hof van beroep om toegang tot het strafdossier verzoeken.
De betrokken persoon wordt gehoord tijdens het onderzoek. Hij kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door de persoon van zijn keuze.
De overheid die belast is met het onderzoek kan de persoonlijke verschijning van de betrokken persoon bevelen.
Van elke terechtzitting wordt een proces-verbaal opgemaakt. De processen-verbaal worden ondertekend door de gehoorde persoon.
Het onderzoeksdossier wordt ten minste tien dagen voor de verschijning ter beschikking gesteld van de betrokken persoon en van de persoon die hem bijstaat.
Het persoonlijk dossier met de evaluaties, de adviezen die zijn verstrekt in het kader van voorgaande bevorderingen of sollicitaties, de klachten alsook voorgaande beslissingen en tuchtstraffen wordt bij het onderzoeksdossier gevoegd.
Wanneer de onderzoeksmagistraat oordeelt dat zijn onderzoek voltooid is, zendt hij uiterlijk binnen vier maanden na zijn aanwijzing het onderzoeksrapport over aan de leden van de kamer.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 29, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2019-03-23/03, art. 34, 223; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 418.[
1 § 1. Indien de rechtbank van oordeel is dat er geen onderzoeksmagistraat dient te worden aangewezen, wordt de persoon tegen wie een tuchtvervolging is ingesteld, ter terechtzitting voor de kamer opgeroepen binnen drie maanden na de aanhangigmaking bij de rechtbank.
Als een magistraat belast werd met het onderzoek naar de feiten, wordt de betrokkene opgeroepen om te verschijnen voor de tuchtrechtbank binnen twee maanden na de verzending van het onderzoeksrapport aan de leden van de kamer.
§ 2. De oproepingsbrief van de betrokkene vermeldt de ten laste gelegde feiten, de plaats, de datum en het uur van de zitting, alsook de samenstelling van de kamer.
Bij gewettigde verdenking kan de persoon tegen wie tuchtvervolging is ingesteld de leden van de kamer wraken middels een akte die toegezonden wordt aan de griffie binnen acht dagen na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving. De wraking wordt in laatste aanleg beoordeeld door de tuchtrechtbank in hoger beroep.
Het onderzoeksrapport wordt bij het tuchtdossier gevoegd. Het onderzoeksdossier wordt gedurende vijftien dagen voor de verschijning ter beschikking gesteld van de betrokken persoon en van de persoon die hem bijstaat.
Het lid of het personeelslid van de rechterlijke orde verschijnt in persoon. Hij kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze.
De tuchtrechtbank deelt de zaak mee aan het openbaar ministerie op het tijdstip waarop zij de sluiting van de debatten uitspreekt. Het advies van het openbaar ministerie wordt schriftelijk gegeven, tenzij het wegens de omstandigheden van de zaak terstond op de zitting mondeling wordt uitgebracht.
§ 3. Wanneer een magistraat belast werd met het onderzoek naar de feiten, doet de tuchtrechtbank uitspraak op verslag van de onderzoeksmagistraat.
Het vonnis wordt uitgesproken binnen twee maanden na de eerste zitting en ter kennis gebracht van de korpschef en van het openbaar ministerie bij het rechtscollege vanwaar de betrokken persoon afkomstig is, alsook van de betrokkene zelf.
Bij strafrechtelijke vervolging kan de kamer haar beslissing echter opschorten tot de definitieve rechterlijke beslissing.
Indien de kamer van oordeel is dat een magistraat van het openbaar ministerie moet worden afgezet, verzendt de tuchtrechtbank een met redenen omkleed voorstel tot afzetting aan de Koning.
De Koning kan afwijken van de beslissing inzake het met redenen omkleed voorstel tot afzetting en kan in de plaats van de bevoegde overheid enige andere in artikel 405, § 1, bedoelde tuchtstraf opleggen.
Van de beslissing van de Koning wordt kennis gegeven aan de betrokkene binnen zestig dagen na de ontvangst van het voorstel tot afzetting.
§ 4. De magistraat die een als ordemaatregel verhulde tuchtmaatregel betwist die ten aanzien van hem is genomen door een korpschef, kan tegen die maatregel beroep instellen bij de tuchtrechtbank binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing van de korpschef. Dat beroep heeft geen schorsende werking. [
2 Dit beroep wordt alleen toegelaten indien de betrokken magistraat vooraf het administratief beroep bedoeld bij artikel 330quinquies heeft ingesteld en daarover uitspraak is gedaan. Het instellen van het administratief beroep stuit de termijn bedoeld in de eerste zin.]
2 Naast de identiteit en hoedanigheid van de verzoeker en een kopie van de bestreden beslissing bevat het ondertekende verzoekschrift een uiteenzetting van de feiten en de middelen.
Binnen tien dagen nadat de zaak bij de kamer is aanhangig gemaakt, verzendt deze laatste een kopie van het verzoekschrift aan de korpschef, met het verzoek haar binnen dertig dagen het administratief dossier en zijn conclusies te bezorgen.
Een kopie van het dossier en van de conclusies van de korpschef wordt verzonden aan de verzoeker, die binnen een termijn van dertig dagen aanvullende conclusies kan toezenden. Een kopie van de aanvullende conclusies wordt verzonden aan de korpschef.
De korpschef en de verzoeker worden voor de kamer opgeroepen binnen zestig dagen na afloop van de voor de neerlegging van de aanvullende conclusies vastgestelde termijn.
De kamer kan de korpschef, de verzoeker en getuigen horen.
De kamer doet uitspraak binnen dertig dagen na de dag van verschijning voor de rechtbank.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 30, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2016-12-25/14, art. 68, 208; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 419.[
1 In de gevallen waarin een zaak bij de tuchtrechtbank aanhangig is gemaakt door het openbaar ministerie wanneer de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid geen beslissing heeft verzonden aan de klager of de betrokken persoon, of de Hoge Raad voor de Justitie niet ingelicht heeft binnen een termijn van vier maanden na de indiening van de klacht, kan de tuchtrechtbank hetzij :
a) indien zij vaststelt dat het onderzoek door de korpschef nog niet geopend is, nog lopende is of nog niet volledig is, de korpschef verzoeken dat onderzoek te voltooien binnen een termijn die zij bepaalt, of de aanwijzing vragen van een magistraat die de klacht moet onderzoeken;
b) weigeren, in voorkomend geval na onderzoek, gevolg te geven aan een klacht;
c) in voorkomend geval na onderzoek, de betrokken persoon oproepen om te verschijnen op een datum die zij bepaalt.
Het vonnis van de tuchtrechtbank is definitief voor de klager.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 31, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 420.[
1 § 1. Behoudens de afzetting van de magistraten van het openbaar ministerie, wordt het hoger beroep tegen de in artikel 405 bedoelde zware tuchtstraffen en tegen de in de artikelen 407 en 408 bedoelde maatregelen ingesteld voor de tuchtrechtbank in hoger beroep binnen dertig dagen na de kennisgeving van het vonnis bij een ondertekend en met redenen omkleed verzoekschrift dat gericht wordt aan de griffie.
Het hoger beroep schorst de onmiddellijke uitvoering van de tuchtstraf.
De eiser in hoger beroep wordt opgeroepen te verschijnen binnen dertig dagen na de aantekening van het hoger beroep bij de griffie.
De oproepingsbrief van de betrokkene vermeldt de plaats, de datum en het uur van de terechtzitting, alsook de samenstelling van de kamer.
Bij gewettigde verdenking kan de persoon tegen wie tuchtvervolging is ingesteld de leden van de kamer wraken middels een akte die toegezonden wordt aan de griffie binnen acht dagen na de in het vierde lid bedoelde kennisgeving. De wraking wordt in laatste aanleg beoordeeld door het Hof van Cassatie.
Het openbaar ministerie bij de tuchtrechtbank, de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid en het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan de betrokken persoon afkomstig is, kunnen eveneens hoger beroep aantekenen tegen de straf of tegen het gebrek aan straf waartoe de tuchtrechtbank besloten heeft.
Van het arrest van de tuchtrechtbank in hoger beroep wordt binnen zestig dagen na de indiening van het hoger beroepschrift kennis gegeven aan de betrokkene, aan de korpschef, aan het openbaar ministerie bij de rechtbank waarvan de betrokken persoon afkomstig is of, wanneer de betrokken persoon een lid of een personeelslid is van een vredegerecht, aan het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin dit vredegerecht is gelegen, aan de minister van Justitie en aan de tuchtrechtbank.
§ 2. Beroep tegen een in artikel 406 bedoelde maatregel of tegen het gebrek aan zulke maatregel wordt bij de tuchtrechtbank in hoger beroep binnen tien dagen na de kennisgeving van de beslissing ingesteld door de geschorste persoon of door het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan de betrokken persoon afkomstig is.
Het beroep dat ingesteld wordt tegen een maatregel of tegen het gebrek aan een maatregel bedoeld in artikel 406 heeft geen schorsende werking.
De eiser in hoger beroep wordt opgeroepen te verschijnen voor de tuchtrechtbank in hoger beroep binnen vijftien dagen na de indiening van het hoger beroepschrift bij de griffie.
Hoger beroep kan binnen een maand worden aangetekend door de korpschef tegen het vonnis van de tuchtrechtbank die een als ordemaatregel verhulde tuchtmaatregel vernietigt.
Van het arrest van de tuchtrechtbank in hoger beroep wordt kennis gegeven aan de betrokkene, aan de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid, aan het openbaar ministerie bij de rechtbank waarvan de betrokken persoon afkomstig is of, wanneer de betrokken persoon een lid of een personeelslid is van een vredegerecht, aan het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin dit vredegerecht is gelegen, aan de Minister van Justitie en aan de tuchtrechtbank, zulks binnen zeven dagen na de sluiting van de debatten.
§ 3. Het beroep van de betrokken persoon of het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan de betrokken persoon afkomstig is of, wanneer de betrokken persoon een lid of een personeelslid is van een vredegerecht, van het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin dit vredegerecht is gelegen, tegen een tuchtrechtelijke beslissing die uitgesproken is door de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid, wordt bij de tuchtrechtbank in hoger beroep ingesteld binnen tien dagen na de in artikel 413, § 2, eerste lid, bedoelde kennisgeving, door middel van een ondertekend en met redenen omkleed verzoekschrift dat gericht wordt aan de griffie.
Het beroep heeft geen schorsende werking.
De betrokken persoon wordt opgeroepen te verschijnen voor de tuchtrechtbank binnen vijftien dagen na de neerlegging van het verzoekschrift bij de griffie.
Het vonnis wordt in laatste aanleg gewezen door de tuchtrechtbank binnen zeven dagen na de sluiting van de debatten. Tegen dit vonnis staat geen rechtsmiddel open.
Van het vonnis van de tuchtrechtbank wordt kennis gegeven aan de betrokkene, aan de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid en aan het openbaar ministerie bij het rechtscollege waarvan de betrokken persoon afkomstig is of, wanneer de betrokken persoon een lid of een personeelslid is van een vredegerecht, aan het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waarin dit vredegerecht is gelegen, alsook aan de Minister van Justitie.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 32, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 421.[
1 Met uitzondering van de in artikel 405, § 1, 5° en 6°, bepaalde straffen, worden de tuchtstraffen ambtshalve uitgewist na :
1° drie jaar voor de lichte straffen;
2° zes jaar voor de zware straffen.
De uitwissing geldt voor de toekomst.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 33, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 422.[
1 Degene die een tuchtstraf heeft gekregen, kan een verzoek tot herziening richten aan de tuchtrechtbank voor zover hij aantoont over een nieuw element te beschikken.
De betrokken persoon voegt bij zijn verzoek een volledig verslag over de redenen en de bewijzen die hij kan aanvoeren om de herziening van het vonnis of het arrest te verkrijgen. De tuchtrechtbank kan het verzoek van de betrokken persoon onontvankelijk verklaren bij gebrek aan redenen of bewijzen, zonder de betrokken persoon vooraf te hebben gehoord.
In geval van afzetting zendt de tuchtrechtbank een advies aan de Koning.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 34, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 423.[
1 De tuchtrechtscolleges stellen jaarlijks een activiteitenverslag op met inachtneming van de anonimiteit van de betrokken personen. Het verslag wordt [
2 voor 1 april van elk jaar overgezonden aan de Hoge Raad voor de Justitie, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de minister bevoegd voor Justitie]
2. De door de tuchtrechtscolleges gewezen beslissingen worden aan de Minister van Justitie meegedeeld zodra ervan kennis is gegeven.]
1 [
3 De minister bevoegd voor Justitie stelt, na advies van de Hoge Raad voor de Justitie, van het College van het openbaar ministerie en van het College van de hoven en rechtbanken het standaardformulier op dat moet worden gevolgd voor het opstellen van het activiteitenverslag.
Ieder jaar informeren de korpschefs de voorzitter van de bevoegde tuchtrechtbank over de lichte tuchtstraffen die zij hebben uitgesproken ten aanzien van de magistraten van dezelfde taalrol. Die informatie wordt opgenomen in het jaarverslag van de tuchtrechtbank, met inachtneming van de anonimiteit van de bestrafte magistraten.]
3 ----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 35, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2017-07-06/24, art. 268, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
3)<W
2019-03-23/03, art. 35, 223; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 424.
<Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 36, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 425.
<Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 36, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 426.
<Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 36, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 427.
<Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 36, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
HOOFDSTUK V. <Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 37, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 427bis.
<Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 37, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 427ter.
<Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 37, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 427quater.
<Opgeheven bij W
2013-07-15/08, art. 37, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>