Beoordelingscriteria voor de verblijfsregeling.
Welke criteria worden door de rechter onder meer in aanmerking genomen voor de bepaling van de verblijfsregeling van de kinderen:
Terzake zijn er geen vaste regels en wordt in concreto geoordeeld in het belang van de kinderen en de ouders (de wet van 18 juli 2006 stelde uitdrukkelijk dat er ook met de belangen van de ouders dient rekening gehouden, die het recht moeten hebben hun kind te zien opgroeien, accenten te leggen bij de opvoeding en betrokken te worden in het ouderschap.
Een en ander onverminderd van het internationaal verdrag van de rechten van het kind van 20 november 1989 dat bepaalt: "bij alle maatregelen betreffende de kinderen, ongeacht of deze worden genomen door Openbaar instellingen voor maatschappelijk welzijn, of door gerechtelijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging". Het belang van de ouders wordt dus mee in rekening gebracht, maar het belang van het kind primeert.
Zo kan onder meer rekening worden gehouden met:
- het belang van het kind in de meest brede betekenis van het woord
- beperking van de conflicten tussen de ouders door de opgelegde maatregel;
- de omgeving van het kind
- het effect van de maatregel met oog op de innerlijke rust van het kind;
- de stabiliteit en regelmatigheid die aan het kind kan worden geboden;
- de loyaliteit van de ouder ten aanzien van het kind maar ook ten aanzien van de andere partner (is deze bereid de omgangsrechten van de andere op een efficiënte wijze te laten uitoefenen?
- aldus de houding van de ouder ten aanzien van de andere ouder en ten aanzien van het kind over de andere ouder;
- leeftijd van het kind,
- de beschikbaarheid van de ouders,
- de mening van het kind zo het die kan en wenst te uiten,
- de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders,
- opvoedkundige kwaliteiten van de ouders;
- sociale en culturele context die het kind de beste waarborgen kan bieden;
- gevaarsituatie, mishandeling, verwaarlozing;
- ongeschikte mogelijkheden tot huisvesting van het kind;
- mogelijkheid om beroep te doen op derden voor occasionele opvang van het kind of voor bijstand van het kind door grootouders, familieleden, derden of eventueel de andere ouder;
- de afstand tussen de woonplaatsen van beide ouders;
- relatie van de ouder met de nieuwe partner van deze ouder (al dan niet stabiele of conflictueuze relatie)
- relatie van de het kind met de nieuwe partner van deze ouder
- de inhoudelijke invulling van de ouder-kind relatie. Hoe staat de ouder thans/vroeger tegenover het kind en hoe staat het kind thans/vroeger tov de ouder.
- het belang van de ouders (zie hoger).
Jacques Mahieu, stelt in zijn bijdrage "Een blik in het hoofd van een familierechter (T. Fam. 2020/1, p. 6, jurabibliotheek.) dat een rechter bij de beslissing over de verblijfsregeling van een kind het warm water niet moet uitvinden en voor de concretisering en omschrijving van de rechten die aan zijn motivering ten grondslag liggen het kinderrechtenverdrag kan aanbevelen:
"Convinced that the family, as the fundamental group of society and the natural environment for the growth and well-being of all its members and particularly children, should be afforded the necessary protection and assistance so that it can fully assume its responsibilities within the community,
Recognizing that the child, for the full and harmonious development of his or her personality, should grow up in a family environment, in an atmosphere of happiness, love and understanding,"
Het is verkeerd te denken dat het verblijfsco-ouderschap, eens gevraagd, bijna steeds automatisch wordt toegekend. Het is evenzeer verkeerd te denken dat de dag van vandaag bij gebreke aan een gelijkmatig verdeeld verblijf van het kind dit meestal of automatisch hoofdzakelijk verblijf zal houden bij de moeder.
Een vaak vergeten en vrij essentiële voorwaarde voor een gelijkmatig verdeeld verblijf over een kind is dat de ouders binnen een redelijke afstand wonen.
Evenzeer is het verkeerd te denken dat een vrouw er goed aan doet de kinderen mee te nemen wanneer zij de gezamenlijke woonst verlaat zonder eerst het oordeel van de rechter af te wachten.
Wanneer een al dan niet gehuwde ouder eenzijdig, zonder overleg, zonder machtiging van de rechter het gezin verlaat met de kinderen om ze hierna op verre afstand van de andere ouder te vestigen is de kans vrij groot dat de rechters nadien een beslissing zal nemen waarbij het kind hoofdzakelijk verblijft zal houden bij de “verlaten” ouder.
De partij die een eenzijdige beslissing heeft genomen om het al dan niet feitelijke gezin te verlaten en zich te vestigen op verre afstand, heeft aldus zelf een feitelijke toestand geschapen waardoor het principieel te verkiezen verblijfsco-ouderschap onmogelijk wordt gemaakt.
Indien bovendien blijkt dat het kind in zijn oorspronkelijke omgeving kon beschikken over een ruim sociaal vangnet, vriendjes, familieleden, grootouders, … kunnen deze omstandigheden bijkomende criteria uitmaken om het kind bij de “verlaten ouder” hoofdverblijf te laten houden. Dit geldt des te meer ten aanzien van jonge kinderen.
(toepassingsgeval zie Hof van Beroep te Brussel, 3e kamer, 5.02.2008, Rechtskundig Weekblad 2009-2010, kolom 243).
Jacques Mahieu, stelt in zijn bijdrage "Een blik in het hoofd van een familierechter (T. Fam. 2020/1, p. 7, jurabibliotheek.) de vraag of de bilocatieregel van artikel 374, §2 BW, (gelijkmatige verdeelde verblijfsregeling) wel een passende oplossing is. Zelfs wanneer ouders een gelijkmatig verdeelde verblijfsregeling vragen durft meerdere familierechter de partijen wel eens verzoeken hierover conclusies te nemen, teneinde partijen formeel te verzoeken standpunten in te nemen en uit te wisselen, waarbij het belang van het kind en niet dat van partijen centraal staat.
Sommige ouders denken dat bilocatie nu éénmaal moet, anderen dat het hun "recht" , nog anderen gebruiken de regeling als drukkingsmiddel in de één of andere zin. In vele gevallen maakt de gelijkmatig verdeelde verblijfsregeling ouders en vooral kinderen ongelukkig, zelfs wanneer deze regelingen in overleg tot stand zijn gekomen. In veel gevallen leidt de bilocatie tot ingewikkelde nieuw samengestelde gezinstoestanden, waarbij de ouderzorg gedelegeerd wordt aan stiefouders.
voor de verdere uitwerking van deze beoordelingscriteria met verwijzing naar rechtspraak en rechtsleer, zie Christian Denoyelle, in Verblijfsregeling, Centrum voor beroepsvervolmaking in de rechten, Intersentia, 2008, p. 53 en Steven Brouwers, Wijziging van de verblijfsregeling van de kinderen, in verblijfsregeling, centrum voor beroeps vervolmaking in de rechten Intersentia 2008, pagina 147.
Klik hier voor een Model overeenkomst kindrekening
Klik hier voor een Model overeenkomst kostenregeling kinderen
Klik hier voor een Model Ouderschapsovereenkomst