De verbeurdverklaring (bepaald in artikel 43, eerste lid, van het Strafwetboek) is een door de Belgische strafwet opgelegd leed als bijkomende straf als sanctie voor een door de strafwet verboden gedraging, die het eigendomsrecjht aantast (en dus ontneemt ten aanzien van de zaken die hebben gediend om een misdaad of een wanbedrijf te plegen, naast het ontnemen va de voordelen uit het misdrijf en de voordelen die hiervan in de plaats zijn gekomen. Deze straf is ongrondwettelijk wanneer die straf dermate afbreuk doet aan de financiële toestand van de persoon aan wie ze is opgelegd zodat ze een schending van het eigendomsrecht inhoudt..
Artikel 43, eerste lid, van het Strafwetboek blijft gehandhaafd voor de gevolgen van deze bepaling voor de zaken waarin de rechter de verbeurdverklaring heeft uitgesproken van de zaak die heeft gediend om een misdaad of een wanbedrijf te plegen, en die reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van een definitieve beslissing op de datum van bekendmaking van het onderhavige arrest in het Belgisch Staatsblad.
Ook de bijzondere regeling van de verbeurdverklaring in drugzaken werd door het Grondwettellijk Hof reeds ongrondwettelijk bevonden (Zie GwH 3 april 2014, nr. 65/2014, BS 23 mei 2014 (ed. 2), 40971 (uittreksel), NJW 2014, afl. 307, 645, noot E. VANDEBROEK en T.Strafr. 2014, afl. 4, 244, noot T. DECAIGNY; T. DECAIGNY, “Bijzondere regeling verbeurdverklaring in drugszaken is ongrondwettig”, Juristenkrant 23 april 2014, afl. 288, 2. ).
Naar internationaal recht moet elke straf in evenredigheid zijn met het beoogde doel. De wet laat België aldus niet langer toe om de buitensporige financiële last die de bijzondere verbeurdverklaring met zich kan meebrengen, toe te passen.
Wanneer de rechter rekening houdende met de fianciële toestand van een slachtoffer een straf kan opleggen die lager ligt dan het minimum, dient hij zich ook te onthouden van straffen die in wanverhouding staan met de financiële toestand van de dader.
Artikel 1. van het Eerste
Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. (Bescherming van eigendom) stelt:
Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht.De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren.Wanneer een wapen dat gediend heeft om een misdrijf te plegen in beslag genomen en verbeurd verklaard wordt wringt zulks niet met het recht op eigendom.
Anders wordt het wanneer de verbeurdverklaring op vergaande wijze ingrijpt in de financiële toestand van de veroordeelde. Wil onze verbeurdverklaring binnen de wettelijke internationale norm blijven dan dient de balans gemaakt tussen de bescherming van de maatschappij enerzijds en het recht op eigendom anderzijds. Hierbij spelen onder meer mee:
- de houding van de eigenaar,
- de aard en ernst van het misdrijf
- het verband tussen de goederen en de inbreuk die plaatsvond.
- de ernst van de maatregel
- de mogelijkheid voor de betrokkenen om de disproportionaliteit of onredelijkheid van de overheidsinmenging aan te vechten.
Vaak brengt de verbeurdverklaring een volledige vermogensvernietiging met zich mee. Niet voor niets wordt gesproken van strafrechtelijke kaalpluk. Welnu één en ander is niet alleen strijdig met onze grondwet (art. 17) maar ook met de internationale rechtsregels die de algemene verbeurdverklaring (net zoals in art. 17 G.W.) verbieden. (EHRM 11 januari 2007, Mamidakis/Griekenland, § 44-48; EHRM 26 februari 2009, Grifhorst/Frankrijk en EHRM 9 juli 2009, Moon/Frankrijk).
De rechterflank van ons politiek bestel liet art. 52 SUO-wet wijzigen waardoor voor feiten gepleegd vanaf 18 april 2014 de verplichte verbeurdverklaring niet meer in evenwicht kon gebracht worden met de vermogensgevolgen doordat de voorwaardelijke verplichte verbeurdverklaring die voorheen met uitstel kon worden verleend, vanaf toen effectief diende uitgesproken. Deze gedachte vanuit de overweging dat een misdrijf nooit mag lonen, onverminderd acndere rechten en belangen.
Weliswaar kan facultatieve verbeurdverklaring worden gematigd, maar niet de verplichte verbeurdverklaring.
Het grondwettelijk hof oordeelde dat de afwezigheid van beoordelingsvrijheid van de bodemrechter om disproportionele verbeurdverklaring verplichte verbeurtverklaring de bepaling ongrondwettelijk maakt.
De wettelijke bepalingen inzake de verbeurdverklaring kunnen volgens de interpretatie van dit arrest ook zo worden gelezen dat het proportionaliteitsbeginsel ook dient toegepast bij de verplichte verbeurdverklaring.
Let wel voor de
verbeurdverklaring onder de gelding van het Strafwetboek 2024 in werking 8 april 2026 klik hier.