Verjaringstermijnen van de belastingen mogen niet verward worden met aanslagtermijnen. De aanslagtermijn is de termijn binnen dewelke de controledienst van de belastingen de belastingaanslag in de directe belastingen kunnen vestigen. De vestiging van een belastingaangifte wat gebeurt door de inkohiering ervan. De aansla termijnen zal deze termijn binnen dewelke de belastingdienst haar vordering kan uitoefenen. De verjaringstermijn daarentegen is de termijn die bepaalt hoelang de belastingontvanger een gevestigde aanslag kan invorderen.
De verjaringstermijnen voor de directe belastingen gelden op zelfde wijze voor de provinciebelastingen en de gemeentebelastingen.
De verjaring van de directe belastingen wordt wettelijk geregeld door
- artikel 443 bis en artikel 443 ter WIB 1992
- artikel 145 van het koninklijk besluit tot uitvoering van dat wetboek (KB/WIB 1992)
- door artikel 12 eerste lid van het koninklijk besluit van 18 juli 1970 houdende algemene verordening betreffende de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
stuiting van de verjaring inzake de directe belastingen
Wettelijke bron Artikel 443bis en ter W.I.B.1992 :
Directe belastingen evenals onroerende voorheffing verjaren door verloop van vijf jaren vanaf de datum waarop ze dienen betaald te zijn krachtens artikel 413 WIB 1992.
De roerende voorheffing en de bedrijfsvoorheffing verjaren door verloop van vijf jaren vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin ze zijn opgenomen krachtens artikel 304, § 1, tweede lid WIB 1992.
De met de inkomsten gelijkgestelde belastingen verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de verzending van het aanslagbiljet..Deze termijn van 5 jaar kan worden gestuit op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek of door afstand te doen van de op de verjaring verlopen termijn. In geval van stuiting van de verjaring treedt een nieuwe verjaring in, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, door verloop van vijf jaren na de laatste akte of handeling waardoor de vorige verjaring is gestuit, indien geen geding voor het gerecht aanhangig is.
Elk rechtsgeding met betrekking tot de toepassing of de invordering van de belastingen en voorheffingen dat wordt ingesteld door de Belgische Staat, door de schuldenaar van deze belastingen of voorheffingen of door ieder ander persoon die gehouden is tot de betaling van de schuld op grond van dit Wetboek, van de besluiten genomen ter uitvoering ervan of van het gemeen recht, schorst de verjaring.
Het bezwaar en de in artikel 376 WIB 1992 bedoelde aanvraag tot ontheffing schorsen eveneens de verjaring.
De schorsing vangt aan met de inleidende vordering en eindigt wanneer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
Evenwel in geval van bezwaarschrift of aanvraag tot ambtshalve ontheffing bedoeld in artikel 376 WIB 1992 vangt de schorsing aan met het verzoek waarbij het administratief beroep wordt ingeleid. Zij eindigt :
- wanneer de belastingplichtige een rechtsvordering heeft ingesteld, op de dag dat de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;
- in de andere gevallen, na verloop van de termijn die voor de belastingplichtige openstaat om een beroep in te stellen tegen de administratieve beslissing.
Inzake BTW, registratierechten en successierechten worden in de respectieve wetboeken de verjaringstermijnen bepaald. Zie BTW wetboek en wetboek van successierechten: fiscale wetgeving wetgeving successierechten
Stuiting van de verjaringstermijn wil zeggen dat een nieuwe termijn begint te lopen. Stuiting vindt plaats door een dwangbevel, een bevel tot betaling of door het ondertekenen door de belastingplichtige van een verklaring tot afstand van de verlopen verjaring. Ook een betaling kan de Fiscus beschouwen als een schulderkenning.
Schorsing van de verjaring gebeurt onder meer door een procedure voor de rechter en betekent dat de loop van de verjaringstermijn wordt tegengehouden zolang de oorzaak van schorsing blijft voortduren.