Verplichting een beroep te doen op het OCMW bij opzegging inzake sociale huur.
Het kaderbesluit inzake sociale huur stelt dat de verhuurder moet aantonen dat hij beroep heeft gedaan op de bemiddeling van het OCMW als hij de opzeg betekent aan een huurder van wie het inkomen in het referentiejaar, dat als basis diende voor de huurprijsberekening, minder dan 16.200,00 euro bedraagt.
De dagvaarding tot huurontbinding dient te voldoen aan de vereisten van artikel 1344 ter § 3 evenals artikel 1344 ter § 4, lid 2 Ger.W. inhoudende de vermelding in de dagvaarding van de tekst van artikel 1344 ter § 4 lid 1 Ger.W.
Titel 1344 ter Ger.W. werd ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 30.11.1998.
Bij het verslag namens de commissie van 19.03.1998 werd als dan benadrukt: “ de regering had inderdaad beloofd uitvoering te zullen geven aan een aantal aanbevelingen die in het algemeen verslag over de armoede werden gedaan en een van deze aanbevelingen was de humanisering van de uithuiszetting (…).
Het voorliggende ontwerp biedt een bijkomende bescherming aan een toch heel kwetsbaar segment van onze samenleving.
De minister lichtte toe dat de OCMW’s er de voorkeur aan geven daarover te worden geïnformeerd van zodra een uithuiszettingsprocedure in het verschiet ligt en niet na de uitspraken van het vonnis: op die manier zullen zij in staat zijn te trachten een bemiddelingsopdracht naar behoren te vervullen en voor het gezin naar een meer passende en voor de maatschappij minder dure huisvesting uit te kijken.
Bovendien kan het OCMW aldus haar bemiddelende rol uitoefenen.
Deze tussenkomsten kunnen leiden tot verzoening en bemiddeling zoals overigens voorzien in het gerechtelijk wetboek waarbij ondermeer op verzoeningszittingen dan wel op inleidende zittingen akkoorden kunnen worden gesloten tussen verhuurder en huurder waardoor de uithuiszetting kan worden voorkomen.
Maar wanneer de tussenkomst van het OCMW bij een vordering tot uithuiszetting niet werd gepleegd leidt dit niet tot de onontvankelijkheid als de ontoelaatbaarheid van de vordering.
Er is alsdan sprake van een onregelmatige proceshandeling, die naar analogie van artikel 867 Ger.W. kan worden geregulariseerd door de realisatie van het normdoel.
Derhalve zal de vrederechter die geconfronteerd wordt met een dergelijke tekortkoming de debatten heropenen teneinde de eiser toe te laten de tussengekomen gerechtsdeurwaarder te laten voldoen aan de betreffende regelgeving.