De overschrijvingsorder is een lastgeving waarbij de bankier van de begunstigde handelt als gesubstitueerd mandataris. Hierdoor beschikt de opdrachtgever beschikt over eenrechtstreekse vordering tegenover de bank van de begunstigde.
De bank van de begunstigde heeft de plicht tot controle of het rekeningnummer en de naam van de begunstigde,verwijzen naar dezelfde persoon.
Maar wanneer de opdrachtgever een verkeerd rekeningnummer invult, begaat hij net zoals de bank een fout. Hierdoor zijn zowel de bank als de opdrachtgever zijn beiden aansprakelijk.
De interbancaire afspraken en exoneraties waardoor de bankier van de begunstigde niet zou moet nagaan of het rekeningnummer en de naam van de begunstigde naar dezelfde persoon verwijzen, kunnen niet worden tegengeworpen aan de opdrachtgever.
Rechtspraak:
• Brussel (8ste k.), 16 oktober 2007, DCCR 2008, I, 79, p. 82, met noot, Reinhard Steennot: Heeft de bank de verplichting de overeenstemming tussen rekeningnummer van de begunstigde eb diens identiteit te verifiëren.
Tekst van het vonnis: Fortis / De Post
Procedurevoorgaanden en voorwerp van het hoger beroep
1. Op 20 september 2002 liet de b.v.b.a. J&V Sneltransport (hierna genoemd J&V) de n.v. van publiek recht De Post dagvaarden voor de eerste rechter tot betaling van de som van 4227,77 EUR, meer de verwijlinterest aan de wettelijke rentevoet vanaf 30 augustus 2001 en de kosten, en dit in de mate eerstgenoemde geen betaling zou hebben ontvangen van of voor de heer Jozef T..
In het exploot van dagvaarding zette zij uiteen :
dat zij aan de Fortis Bank, haar bankier, per fax een aantal betalingsopdrachten had gegeven, waaronder de overschrijving van de som van 170506 BEF of 4226,73 EUR ten gunste van een zekere heer Thienpont, terwijl zij per vergissing het rekeningnummer 000-0015147-15 van ex-werknemer Jozef T. had opgegeven,
dat dit laatste nummer betrekking heeft op een rekening bij De Post, die niet heeft gecontroleerd of het op de opdracht vermelde rekeningnummer daadwerkelijk beantwoordde aan dat van de vermelde begunstigde, en derhalve een fout heeft begaan,
dat Jozef T. op 30 augustus 2001 voormelde som heeft ontvangen op zijn rekening,
dat de vraag van De Post aan Jozef T. om dit bedrag terug te storten zonder gevolg is gebleven,
dat ook de pogingen van J&V om terugbetaling te bekomen vanwege Jozef T. zonder resultaat zijn gebleven, en dit ondanks het feit dat hij bij vonnis van 31 december 2001 van de rechtbank van koophandel te Antwerpen werd veroordeeld tot terugbetaling.
2. De Post liet op 10 en 15 april 2003 Fortis Bank en Jozef T. dagvaarden in vrijwaring.
3. J&V vroeg uiteindelijk dat voor recht zou worden gezegd dat de door Fortis Bank en De Post ingeroepen exoneratiebedingen nietig zijn en van onwaarde zouden worden beschouwd, en dat beide hoofdelijk, in solidum, minstens de ene bij gebrek aan de andere, zouden worden veroordeeld tot het betalen van de som van 5017,80 EUR, meer de verwijlinterest aan de wettelijke rentevoet vanaf 11 juni 2002 en de kosten. Het bedrag van 5017,80 EUR vertegenwoordigt voormelde som van 4227,77 EUR, meer 229,43 EUR en 560,60 EUR, respectievelijk ten titel van dagvaardingskosten en uitvoeringskosten met betrekking tot de tegen Jozef T. gevoerde procedure.
4. De Post vroeg in hoofdorde dat deze eis als ongegrond zou worden afgewezen.
In ondergeschikte orde vroeg zij dat Fortis Bank en Jozef T. hoofdelijk en in solidum zouden worden veroordeeld om haar te vrijwaren voor elke veroordeling die tegen haar zou worden uitgesproken in hoofdsom, interest en kosten.
5. Fortis Bank vroeg dat de tegen haar ingestelde eisen als ongegrond zouden worden afgewezen en dat J&V en De Post zouden worden veroordeeld in de kosten. Indien de vrijwaringseis van De Post zou worden ingewilligd, vroeg zij dat Jozef T. zou worden veroordeeld om haar te vrijwaren voor elke veroordeling die te haren laste zou worden uitgesproken in hoofdsom, interest en kosten.
6. In het bestreden vonnis beslist de eerste rechter het volgende. De eis van J&V tegen De Post wordt ingewilligd tot beloop van de som van 4227,70 EUR, meer de verwijlinterest aan de wettelijke rentevoet vanaf 30 augustus 2001 en de kosten, terwijl haar vordering tegen Fortis Bank als ongegrond wordt afgewezen.
Verder worden zowel de vrijwaringseis van De Post tegen Fortis Bank en tegen Jozef T. als de vrijwaringseis van Fortis Bank tegen Jozef T. ingewilligd.
7. Fortis Bank, die hoger beroep heeft ingesteld tegen alle partijen en vervolgens afstand heeft gedaan van haar hoger beroep ten aanzien van Jozef T., vraagt dat dit vonnis teniet zou worden gedaan, dat de oorspronkelijke hoofdeis en de tegen haar ingestelde vrijwaringseis zouden worden afgewezen als ongegrond en dat J&V en De Post in solidum zouden worden veroordeeld in de kosten van beide aanleggen.
8. De Post vraagt, net als Fortis Bank, dat de hoofdeis van J&V ongegrond zou worden verklaard en stelt daartoe incidenteel beroep in.
In ondergeschikte orde vraagt zij dat het bestreden vonnis zou worden bevestigd, in zoverre haar vrijwaringseis werd ingewilligd.
9. J&V vraagt de afwijzing van het hoger beroep, stelt incidenteel beroep in en vraagt de veroordeling van Fortis Bank en van De Post, hoofdelijk, in solidum, minstens de ene bij gebrek aan de andere, tot het betalen van
de som van 4227,77 EUR, meer de verwijlinterest aan de wettelijke rentevoet vanaf 30 augustus 2001, ondergeschikt vanaf 11 juni 2002,
de som van 1500 EUR (eerste aanleg) en 1750 EUR (hoger beroep) ten titel van erelonen en kosten van een advocaat, meer de vergoedende interest aan dezelfde rentevoet vanaf de datum van het vonnis en van het arrest, en
de som van 790,03 EUR ten titel van dagvaardings- en uitvoeringskosten in verband met de tegen Jozef T. gevoerde procedure, meer de verwijlinterest aan de wettelijke rentevoet vanaf 11 juni 2002, alsook in de kosten van beide aanleggen.
In ondergeschikte orde vraagt zij de bevestiging van het tegen De Post uitgesproken vonnis en de bijkomende veroordeling van deze laatste tot het betalen van voormelde sommen van 1500 EUR, 1750 EUR en 790,03 EUR en van voormelde interest,
Bespreking
10. Het staat vast dat J&V op het einde van de maand augustus 2001 aan haar bankier Fortis Bank de opdracht heeft gegeven om de som van 170 506 BEF of 4226,73 EUR over te schrijven ten gunste van een zekere heer Thienpont, maar dat zij per vergissing het nummer van de rekening van Jozef T. bij De Post heeft opgegeven.
Er wordt evenmin betwist dat De Post niet heeft gecontroleerd of er overeenstemming was tussen de opgegeven naam en het opgegeven rekeningnummer. Ingevolge deze vergissing en dit gebrek aan controle werd de rekening van J&V met voormeld bedrag gedebiteerd ten gunste van de rekening van Jozef T..
11. De door J&V aan Fortis Bank gegeven overschrijvingsopdracht moet worden gekwalificeerd
en wordt door de partijen ook gekwalificeerd
als een overeenkomst van lastgeving, waarbij de rekeninghouder (J&V) opdracht geeft aan zijn bankier (Fortis Bank) om de overschrijving van een bepaald bedrag te verrichten door het debiteren van zijn rekening en het crediteren van de rekening van de begunstigde.
Indien de opdrachtgever en de begunstigde een rekening houden bij een verschillende bank, zoals in voorliggend geval, moet de bank van de begunstigde (De Post) worden beschouwd als een in de plaats gestelde lasthebber. Omdat de opdrachtgever zelf heeft aangeduid welke rekening van de begunstigde moet worden gecrediteerd, heeft hij immers impliciet maar noodzakelijk aangeduid welke bankier in de plaats werd gesteld van zijn eigen bankier om deze opdracht tot een goed einde te brengen.
12. Krachtens artikel 1994, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek kan J&V een rechtstreekse vordering instellen tegen De Post in haar hoedanigheid van in de plaats gestelde lasthebber, indien zou blijken dat deze een fout heeft begaan. De bank die belast is met de uitvoering van een overschrijving moet de gegevens natrekken met betrekking tot de rekening van de begunstigde.
Meer in het bijzonder moet hij nagaan of de opgegeven begunstigde daadwerkelijk titularis is van de rekening waarvan het nummer wordt opgegeven. Bij tegenstrijdigheid tussen de gegevens in de overschrijvingsopdracht en de werkelijke gegevens met betrekking tot de titularis van de begunstigde rekening, moet de bank de uitvoering van de opdracht in eerste instantie weigeren, de zaak onderzoeken en desgevallend vragen naar bijkomende instructies. Hij kan immers niet weten of het rekeningnummer verkeerd is, dan wel de identiteit van de begunstigde.
De Post voert aan dat zij krachtens het reglement van de verrekenkamer niet verplicht was om deze controle te verrichten, en dit gelet op het feit dat het in voorliggend geval ging om de overschrijving van een bedrag van minder dan 10000 EUR.
Dit verweer kan echter niet worden beaamd. Dit reglement, dat als akkoord tussen banken geldt met betrekking tot overschrijvingsopdrachten, kan immers niet worden tegengeworpen aan de opdrachtgever, J&V.
Het staat bijgevolg vast dat De Post, die toegeeft niet te hebben nagegaan of de titularis van het opgegeven rekeningnummer overeenstemde met de identiteit van de opgegeven begunstigde, een fout heeft begaan die in oorzakelijk verband staat met de door J&V ingeroepen schade.
13. Fortis Bank werpt terzake op dat ook rekening moet worden gehouden met de conventionele
afspraken inzake aansprakelijkheden die zouden voortvloeien uit haar algemene
voorwaarden.
Zij verwijst meer in het bijzonder naar art. 11 laatste alinea van deze voorwaarden, dat
bepaalt :
«Vermits om technische redenen, de opdrachten voornamelijk op grond van de rekeningnummers worden uitgevoerd, moet de cliënt op alle opdrachten de volledige rekeningnummers vermelden. De Bank moet niet nagaan of de identiteit van de opdrachtgever of van de begunstigde overeenstemt met de nummers van de te debiteren of crediteren rekeningen». Fortis Bank leidt uit dit beding af dat de correcte uitvoering van de door J&V aan Fortis Bank gegeven opdracht, en derhalve ook van de aan De Post gegeven opdracht, niet inhield dat het overeenstemmen van het rekeningnummer met de identiteit van de begunstigde moest worden nagegaan. Fortis Bank toont echter niet aan dat dit beding van haar reglement van verrichtingen kan worden tegengeworpen aan J&V.
Dit beding blijkt vooreerst niet voor te komen in het reglement of de algemene voorwaarden die van toepassing waren en door J&V zouden zijn aanvaard bij het openen van haar rekening.
Zelfs indien de bank zich in dit reglement of algemene voorwaarden het recht heeft voorbehouden om dit of deze op elke ogenblik te wijzigen, bewijst zij niet dat J&V van deze wijziging en van de inhoud van het door Fortis Bank ingeroepen beding op de hoogte werd gesteld.
De omstandigheid dat J&V niet heeft gereageerd op het schrijven dat Fortis Bank op 30 juli 2002 heeft gestuurd naar haar raadsman en waarin dit beding werd ingeroepen en dat zij vervolgens enkel De Post heeft gedagvaard, staat aan de vorige overwegingen niet in de weg. Hieruit kan immers niet met een voldoende zekerheid worden afgeleid dat J&V heeft erkend dat zij dit beding kende op het ogenblik van de betwiste overschrijving.
14. Aangezien De Post terzake is opgetreden als in de plaats gestelde lasthebber, is Fortis Bank ten aanzien van J&V niet aansprakelijk voor de door eerstgenoemde begane fout. Verder wordt geen fout aangetoond in hoofde van Fortis Bank zelf. Er wordt immers niet bewezen dat zij beschikte over voldoende elementen om na te gaan of de opgegeven begunstigde wel de titularis was van de begunstigde rekening. De door J&V tegen Fortis Bank ingestelde eis werd dan ook terecht ongegrond verklaard door de eerste rechter.
15. Anderzijds staat vast dat ook J&V een fout heeft begaan, te weten het opgeven van een verkeerd rekeningnummer, die wel degelijk in oorzakelijk verband staat met de door haar ingeroepen schade. Zonder deze fout zou deze schade zich immers niet hebben voorgedaan. In de gegeven omstandigheden oordeelt het hof dat de fout van J&V en de fout van De Post in gelijke mate hebben bijgedragen tot het ontstaan van de door eerstgenoemde ingeroepen schade.
16. J&V toont voldoende aan dat de gerechtsdeurwaarder, gelast met de uitvoering van het tegen Jozef T. uitgesproken vonnis, geen mogelijkheden meer ziet om dit vonnis uit te voeren (geringe waarde van de in beslag genomen goederen en geen gekende inkomsten) en het dossier heeft teruggestuurd als niet-invorderbaar De door J&V geleden schade kan als volgt worden begroot :
het bedrag van 170506 BEF of 4226,73 EUR, waarmee haar rekening werd gedebiteerd; hierop is interest verschuldigd vanaf 30 augustus 2001;
de dagvaardingskosten en uitvoeringskosten met betrekking tot de tegen Jozef T. gevoerde procedure, te weten 790,03 EUR in het totaal, worden voldoende gestaafd;
hierop is interest verschuldigd vanaf 11 juni 2002; deze kosten maken deel uit van de schade, geleden door J&V, aan wie niet kan worden verweten eerst gepoogd te hebben terugbetaling te bekomen vanwege Jozef T..
het hof neemt tenslotte ook aan dat, mede gelet op het door De Post en Fortis Bank ingenomen standpunt, het voor J&V noodzakelijk was een beroep te doen op een raadsman teneinde haar rechten uit te oefenen en vergoeding te bekomen voor de door haar geleden schade; het door Fortis Bank ingeroepen artikel 1153 B.W. doet hieraan geen afbreuk; het bestaan van deze schade staat dan ook vast; J&V legt geen ereloonstaat (of staten) van haar raadsman, noch bewijzen van betaling over; aan de hand van de inhoud van de in de eerste aanleg en graad van beroep neergelegde conclusies, kan het hof deze schade nochtans begroten op de som van 1500 EUR, interest tot heden inbegrepen, en dit rekening houdend met alle relevante gegevens van het geschil. Gelet op hetgeen in randnummer 15 werd overwogen, moet De Post bijgevolg worden veroordeeld tot het betalen van de helft van voormelde bedragen en interesten aan J&V.
17. Wat de vrijwaringseisen betreft, moet het bestreden vonnis worden bevestigd. De Post vordert dat Fortis Bank haar zou vrijwaren op grond van het reglement van de Verrekenkamer, dat voor overschrijvingen beneden 10000 EUR de Bank van de opdrachtgever aansprakelijk stelt voor alle schadelijke gevolgen die zouden voortvloeien uit het opgeven van een verkeerd rekeningnummer van de begunstigde. Fortis Bank, die erkent dat dit reglement geldt als een akkoord tussen banken, voert terzake geen verweer.
Om deze redenen,
Het Hof,
Recht doende na tegenspraak,
Verklaart het principaal hoger beroep en het incidenteel beroep ontvankelijk en in de volgende
mate gegrond.
A.R. nr. 2005/AR/1759