Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.265. Verdwijning van het voorwerp
De verbintenis die onmogelijk nog kan worden nagekomen in natura om welke reden ook, zelfs al is de niet-nakoming toerekenbaar aan de schuldenaar, is van rechtswege vervallen, onverminderd de sancties die openstaan voor de schuldeiser.”
Commentaar (bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
Art. 5.265 (nieuw) BW regelt het verval van de verbintenis door verdwijning van haar voorwerp. Het verval van het contract zelf wordt in artikel 5 113 (nieuw) BW geregeld
www.elfri.be - Artikel - Verdwijnen van voorwerp van de verbintenis of contract
Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.266. Verlies van een bepaald voorwerp door overmacht
Wanneer het bepaald voorwerp waarop de prestatie betrekking heeft, tenietgaat, buiten de handel gesteld wordt, of verloren gaat zodanig dat men van zijn bestaan geheel onwetend is, vervalt de verbintenis.
De schuldenaar is geenszins verplicht tot herstel indien de teruggave van het bepaald voorwerp onmogelijk is geworden door een geval van overmacht en vooraleer de schuldenaar in gebreke was.
De schuldeiser geniet van de rechten of vorderingen tot herstel met betrekking tot dat bepaald voorwerp die de schuldenaar toekomen.”
Commentaar (bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
Art. 5.266 (nieuw) Burgerlijk Wetboek eerste lid, dat gebaseerd is op artikel 1302, eerste lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, is een bijzondere toepassing van het beginsel verwoord in het artikel 5.265 (nieuw) BW : wanneer overmacht de schuldenaar van een bepaald voorwerp in de onmogelijkheid brengt om het terug te geven, wordt hij vrijgesteld van zijn verbintenis nadat die vervallen is.
Aangezien de niet-nakoming hem niet kan worden toegerekend, is de schuldenaar evenmin gehouden tot het herstel van de schade die voortvloeit uit de onmogelijkheid om het bepaalde voorwerp terug te geven, wat in het tweede lid wordt onderstreept.
Het artikel 5.265 (nieuw) BW derde lid codificeert de oplossing van artikel 1303 van het oud Burgerlijk Wetboek volgens het geldende recht, met een modernere formulering van de tekst.
Het derde lid van artikel 1302 werd opgeheven: het behelst een vanzelfsprekendheid: de schuldenaar is gehouden de overmacht waarop hij zich beroept, te bewijzen. Het tweede lid van datzelfde artikel komt aan bod in de volgende bepaling.
Uittreksel uit het (nieuw) BW
Art. 5.267. Ingebrekestelling en afwezigheid van oorzakelijk verband
“Zelfs wanneer de schuldenaar in gebreke is, en indien hij de gevallen van overmacht niet op zich heeft genomen, vervalt de verbintenis, en is de schuldenaar van elke verbintenis bevrijd, als het voorwerp eveneens bij de schuldeiser was tenietgegaan, ware het hem geleverd.
Het eerste lid is ook van overeenkomstige toepassing op de verbintenissen die betrekking hebben op een prestatie om iets te doen of niet te doen.
Indien echter de eigenaar van een voorwerp daarvan is beroofd door een opzettelijke fout, stelt zijn verlies de ontvreemder niet vrij van de verplichting de schade te herstellen.”
Commentaar (bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
Art. 5.267 (nieuw) Burgerlijk Wetboek eerste lid herhaalt de oplossing die reeds werd gegeven in artikel 1302, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek. Hoewel hij in gebreke is, is de schuldenaar niet meer gehouden tot de uitvoering in natura en is hij ook vrijgesteld van enige verplichting tot herstel wanneer het te leveren voorwerp ook zou zijn tenietgegaan indien de schuldenaar zijn verbintenis was nagekomen.
De schuldeiser zou immers in ieder geval de schade hebben geleden zodat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de gebrekkige uitvoering van de in gebreke gestelde schuldenaar en de schade die de schuldeiser lijdt (
Die oplossing is niet alleen van toepassing op de teruggave van een bepaald voorwerp. Het Hof van Cassatie heeft immers de draagwijdte uitgebreid tot de schuldenaar van een verbintenis om iets te doen (Cass. 6 december 1985, Pas. 1986, I, blz. 437; J.T. 1987, blz. 162).
Art. 5.267 (nieuw) Burgerlijk Wetboekonmogelijke verbintenis elfri
verankert die logische uitbreiding in het tweede lid.
Art. 5.267 (nieuw) Burgerlijk Wetboek derde lid verankert de oplossing die in artikel 1302, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt gegeven, weliswaar met een uitbreiding naar andere gevallen dan diefstal (zoals misbruik van vertrouwen of oplichting).