Een beklaagde die niet zelf, of vertegenwoordigd door zijn raadsman is verschenen, kan in zijn afwezigheid veroordeeld worden (“bij verstek”). Tegen een veroordeling bij verstek is hoger beroep mogelijk en uitzonderlijk verzet.
Wie verstek geeft zonder een aanvaardbare reden van overmacht, zal zijn verzet ongedaan verklaard weten, waardoor de zaak ten gronde alleen nog in beroep kan worden behandeld.
Het verzet is een rechtsmiddel waardoor aan een partij, ten aanzien van dewelke door een vonnisgerecht in eerste aanleg of in graad van hoger beroep uitspraak werd gedaan bij verstek, de mogelijkheid geboden wordt om de zaak opnieuw aanhangig te maken bij het vonnisgerecht dat uitspraak deed, teneinde de beslissing te horen intrekken en de zaak andermaal, na een tegensprekelijk debat, te doen beoordelen.
De wetgever heeft de voorwaarden voor de ontvankelijkheid van het verzet in strafzaken aangepast en verstrengd met de figuur van het 'ongedaan verzet'.
Het 'ongedaan verzet' kan door de rechter worden ingeroepen indien die meent dat de beklaagde kennis had van de dagvaarding (zoals te bewijzen door het Openbaar Ministerie) en deze geen overmacht of wettige redenen kan aanhalen waarom hij/zij niet verscheen in de eerste procedure.
De rechter oordeelt soeverein of er al dan niet sprake is van ongedaan verzet.
'Ongedaan verzet' leidt tot de onontvankelijkheid van het verzet.
Problematisch wordt het mogelijks verstrijken van de termijn van hoger beroep na het 'ongedaan verzet'. Om dit te verhelpen, werd bepaald dat de zaak alsnog ten gronde in zijn geheel aanhangig kan worden gemaakt bij de rechter in beroep. Na ongedaan verzet kan men dus altijd in beroep gaan.
Indien een partij na het instellen van verzet opnieuw verstek laat gaan kan zij geen verzet meer instellen tegen deze beslissing – er kan immers geen tweede maal verzet aangetekend worden in dezelfde aanleg. De wettelijke bepalingen over het verzet in strafzaken zijn terug te vinden in het Wetboek van Strafvordering (art. 171 voor politiezaken, art. 186-187 voor correctionele zaken, art. 208 voor zaken in hoger beroep en artikel 356-358 voor assisenzaken).
Vorm van het verzetHet verzet dient te gebeuren door middel van een betekening per gerechtsdeurwaarderexploot dat, op verzoek van de veroordeelde of zijn advocaat, binnen de verzetstermijn moet betekend worden aan het openbaar ministerie (dit is, naar gelang, de procureur des Konings, de federale procureur, de arbeidsauditeur, of de procureur-generaal) bij de rechtbank of bij het hof van beroep waar de veroordeling bij verstek werd uitgesproken (art. 187 § 2 Sv.). In assisenzaken moet het verzet worden betekend aan de procureur-generaal (art. 357 Sv.).
Elke akte van verzet moet gesteld zijn in de taal van het bij verstek gewezen vonnis of arrest. De zaak wordt dan vastgesteld op de eerstkomende terechtzitting van het vonnisgerecht dat uitspraak deed bij verstek.
Tegen de strafrechtelijke veroordeling kan ook verzet worden aangetekend bij verklaring aan de directeur van de strafinrichting of aan diens afgevaardigde, binnen de openingsuren van de griffie van de strafinrichting (KB 20 januari 1936, zoals gewijzigd door art. 124 Wet van 5 februari 2016 en art. 52 Wet van 25 december 2016). De directeur stelt een akte van verzet op met een aantal vermeldingen en bezorgt deze akte zo snel mogelijk aan het openbaar ministerie.
Termijn van het verzetEr wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone en de buitengewone termijn om verzet aan te tekenen, afhankelijk van het geval of het verstekvonnis of -arrest al dan niet aan de beklaagde in persoon kon worden betekend.
a) Gewone verzetstermijn (art. 187 al. 1 Sv.)
De gewone termijn om verzet aan te tekenen verstrijkt 15 dagen na de regelmatige betekening van het verstekvonnis of -arrest, ongeacht of die betekening aan persoon gebeurde of aan de woon- of verblijfplaats of zelfs “aan onbekende woonst”. Of de betekende in feite kennis kreeg van de beslissing of van de betekening ervan heeft in dit geval geen belang.
De dag van de betekening is niet in de termijn begrepen. Een buiten termijn aangetekend verzet is onontvankelijk. Opgelet, indien het verzet niet is betekend binnen een termijn van vijftien dagen na de betekening van het vonnis of arrest, kunnen de veroordelingen ten uitvoer worden gelegd! b) Buitengewone verzetstermijn (art. 187 al. 2 Sv.).
Elke regelmatige betekening doet deze termijn lopen, ongeacht of de betekening al dan niet aan de persoon gebeurde.
Als de bij verstek genomen beslissing niet aan persoon betekend werd, beschikt de beklaagde over een bijkomende termijn om verzet aan te tekenen. Deze termijn bedraagt 15 dagen na de dag waarop hij van de betekening kennis heeft gekregen.
Om tegemoet te komen aan de rechten van personen die verzet willen aantekenen binnen de buitengewone termijn en die zich in het buitenland in hechtenis bevinden werd art. 187, al 1 Sv als volgt gewijzigd: “Is de betekening van het vonnis niet aan de beklaagde in persoon gedaan, dan kan deze, wat de veroordelingen tot straf betreft, in verzet komen binnen een termijn van vijftien dagen na de dag waarop hij van de betekening kennis heeft gekregen.
Indien hij hiervan kennis heeft gekregen door de betekening van een Europees aanhoudingsbevel of een uitleveringsverzoek of indien de lopende termijn van vijftien dagen nog niet verstreken was op het ogenblik van zijn aanhouding in het buitenland, kan hij in verzet komen binnen een termijn van vijftien dagen na de dag waarop hij werd overgeleverd of in het buitenland terug in vrijheid werd gesteld.
Indien het niet blijkt dat hij kennis heeft gekregen van de betekening, kan de beklaagde in verzet komen totdat de termijnen van verjaring van de straf verstreken zijn. Wat de burgerrechtelijke veroordelingen betreft, kan hij in verzet komen tot de tenuitvoerlegging van het vonnis.”
Wanneer de veroordeelde derhalve kennis krijgt van de betekening van het verstekvonnis via de betekening van een Europees aanhoudingsbevel of een uitleveringsverzoek, start de termijn om verzet aan te tekenen op de dag na zijn uitlevering/overlevering aan België of zijn definitieve vrijlating in het buitenland, dus na de eindbeslissing over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel(Cass. 14 april 2015, R.W. 2016-17, 24, noot B. DE SMET, T. Strafr. 2016, 393 noot J. VAN GAEVER.) .
Ook de beklaagde die kennis heeft gekregen van de betekening, maar in het buitenland werd aangehouden nog voor de lopende verzetstermijn van 15 dagen voorbij was, heeft recht op een nieuwe verzetstermijn van 15 dagen na zijn uitlevering. Indien de beslissing bij verstek niet aan persoon kon worden betekend en de betrokkene zich in het buitenland bevindt, wordt de buitengewone termijn verlengd ingevolge artikel 3 van het Koninklijk Besluit nr. 301 van 30 maart 1936, overeenkomstig artikel 55 van het Gerechtelijk Wetboek.
De verlenging bedraagt 15 dagen wanneer de partij in een aan België grenzend land of in het Verenigd Koninkrijk verblijft, 30 dagen wanneer ze in een ander land van Europa verblijft en 80 dagen wanneer zij in een ander werelddeel verblijft
Indien het niet blijkt dat de beklaagde kennis heeft gekregen van de betekening, kan de beklaagde in verzet komen totdat de termijnen van verjaring van de straf verstreken zijn. Wat de burgerrechtelijke veroordelingen betreft, kan hij in verzet komen tot de tenuitvoerlegging van het vonnis. Aan die regels is niets gewijzigd.
b) Aanvangspunt buitengewone termijn
De buitengewone termijn wordt gerekend vanaf de dag die volgt op de dag waarop de veroordeelde kennis heeft gekregen van de betekening van het verstekvonnis of -arrest.
De termijn gaat slechts in wanneer de beslissing regelmatig betekend werd. De betekening, ook in strafzaken, wordt geregeld door de bepalingen van hoofdstuk VII van het eerste deel van het Gerechtelijk Wetboek. Overeenkomstig de artikelen 33 tot 45 moet de betekening van het verstekvonnis of -arrest gebeuren door middel van een exploot waarvan het afschrift door de optredende gerechtsdeurwaarder ondertekend is.
Ook de politieambtenaren, de directeurs van de penitentiaire inrichtingen en de vertegenwoordigers van de directeurs van de penitentiaire inrichtingen , kunnen, net als de gerechtsdeurwaarders, maar zonder kosten, door het openbaar ministerie w orden belast met de betekening of kennisgeving van alle gerechtelijke akten in strafzaken overeenkomstig artikel 645 van het Wetboek van strafvordering.
Beoordeling regelmatigheid van het verzet De regelmatigheid van het verzet moet worden beoordeeld door de rechter voor wie het verzet gebracht wordt. Het verzet is niet-ontvankelijk in een aantal gevallen, zoals verzet ingesteld na de wettelijke termijnen (behoudens overmacht), verzet ingesteld tegen een vonnis op tegenspraak of een vonnis geacht op tegenspraak en verzet ingesteld nadat dezelfde partij eerst hoger beroep heeft aangetekend tegen dezelfde beslissing (art. 187§5 Sv., zoals gewijzigd door art. 83 Wet van 5 februari 2016).
Bij niet-ontvankelijk verzet komt er geen proces op tegenspraak bij hetzelfde rechtscollege, is de beslissing bij verstek definitief, tenzij er nog hoger beroep openstaat.
Een ontvankelijk verzet leidt niet noodzakelijk tot een nieuw proces voor dezelfde rechter. In twee gevallen dient de rechter het verzet ongedaan te verklaren, namelijk wanneer
1°het vaststaat dat de eiser in verzet kennis kreeg van de eerste dagvaarding en zonder een reden van overmacht of een wettige reden van verschoning afwezig bleef of
2°de eiser in verzet laat een tweede keer verstek, is niet zelf aanwezig op een zitting van het proces op verzet of liet zich niet vertegenwoordigen door een advocaat (art. 187§6 Sv.).
Tegen een beslissing van ongedaan verzet is geen verzet mogelijk, alleen hoger beroep (art. 187§8 en §9 Sv.). Indien het hoger beroep tijdig is ingesteld, volgens de juiste vormvereisten, komt de grond van de zaak wel aan bod voor de rechter in hoger beroep (art. 187§9 Sv.).
De partij die kennis had van de dagvaarding, en na een veroordeling bij verstek een nieuw proces wil, doet er dus goed aan 1° te laten gelden dat zij wegens overmacht of een wettige reden niet aan het eerste proces kon deelnemen en 2°zelf te verschijnen voor de rechter op verzet, of zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen.
De partij die verzet aantekent, kan daarvan afstand doen, of de omvang van het debat beperken (art. 187§7 Sv.). Bij ontvankelijk verzet, waarbij de verdachte zelf of via zijn advocaat verschijnt, gaat het verstekvonnis teniet, en dient hetzelfde rechtscollege opnieuw uitspraak te doen (art. 187§4 Sv.). Blijft tijdens het tweede proces de verdachte afwezig, zonder zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat, dan doet de rechter een tweede maal uitspraak bij verstek. Een tweede verzet is dan uitgesloten (art. 187§8 Sv.).
Hoger beroep tegen een vonnis bij verstekTegen een veroordeling bij verstek kan hoger beroep aangetekend worden
Volledigheidshalve wordt vermeld dat de bij verstek veroordeelde beklaagde ook kan kiezen om tegen het in eerste aanleg gewezen verstekvonnis dadelijk hoger beroep in te stellen.
Het hoger beroep moet ingevolge artikel 203, § 1 van het Wetboek van strafvordering worden ingesteld binnen de 30 dagen na de betekening van het vonnis aan de beklaagde. Binnen deze termijn dient de partij die hoger beroep instelt een verklaring af te leggen ter griffie en een verzoekschrift in te dienen, waarin nauwkeurig de grieven tegen het bestreden vonnis zijn vermeld (art. 204 Sv., zoals gewijzigd door art. 89 Wet van 5 februari 2016).
Beklaagden die in de gevangenis zijn opgesloten, kunnen binnen de openingsuren van de griffie een verklaring van hoger beroep afleggen aan de gevangenisdirecteur, en aan hem of zijn afgevaardigde een grievenformulier overhandigen (art. 1 Wet van 25 juli 1893, zoals gewijzigd door art. 34 Wet van 25 december 2016).
De directeur van de gevangenis stelt dan een akte van hoger beroep op, met bepaalde vermeldingen, en maakt deze akte samen met het grievenformulier over aan de griffier van de rechtbank die uitspraak deed. Aangaande het hoger beroep tegen verstekvonnissen dient te worden opgemerkt dat er geen “buitengewone termijn van hoger beroep” bestaat.
De termijn van 30 dagen neemt aanvang bij de betekening van het verstekvonnis, ongeacht of de betekening gebeurde aan de beklaagde persoonlijk of aan zijn woonplaats.
Verzet kan de strafvervolging niet aanhangig makenHet verzet is een rechtsmiddel dat de beklaagde ten goede komt en dat de strafvervolging niet aanhangig kan maken. Het verzet impliceert ook geen vrijwillige verschijning. Het verzet van de beklaagde maakt weliswaar de zaak op verzet aanhangig bij de rechter op verzet (Cass. 29 oktober 1980,
Arr.Cass. 1980-81, p. 226, nr. 129; Cass. 7 januari 1997 (2 arresten),
Arr.Cass. 1997, p. 27, nr. 11 en p. 34, nr. 16), doch dit betekent niet dat de beklaagde, door verzet aan te tekenen, de strafvordering tegen zichzelf zou kunnen instellen.
Verzet nadat de termijn van verjaring va de straf is verstreken is niet ontvankelijk
Uit artikel 187, §1, lid 4 Sv. volgt dat verzet niet ontvankelijk is als het is ingesteld nadat de termijnen van verjaring van de straf zijn verstreken.
Overeenkomstig art. 92, lid 1 Sw. verjaren de correctionele straffen die de 3 jaar niet te boven gaan door verloop van 5 jaar te rekenen van de dagtekening van het in laatste aanleg gewezen vonnis, of te rekenen van de dag waarop het in eerste aanleg gewezen vonnis niet meer kan worden bestreden bij wege van hoger beroep.
Overeenkomstig art. 18, §2 van de Probatiewet gaat de verjaring van de straffen die met uitstel zijn uitgesproken in op een later tijdstip wanneer het uitstel wordt herroepen, hetzij van rechtswege door het plegen van een nieuw misdrijf tijdens de proeftermijn, hetzij op dagvaarding van het Openbaar Ministerie wanneer de opgelegde voorwaarden niet worden nageleefd. Voor wat betreft de straffen die met uitstel zijn uitgesproken, loopt de verjaring daarom niet tijdens de proeftermijn. De verjaring van de straf is dan geschorst (vgl. Cass. 16 oktober 1905, Pas. 1906,1,15; Cass. 9 februari 1925, Pas. 1925,1, 129).
Model
Klik hier voor een model dagvaarding verzet in strafzaken