De vierschaar was in de gewesten van de Lage landen een plaatselijk gerecht. De rechtspraak was vroeger een taak van het bestuur, dat nog niet was verdeeld in wetgeving, uitvoering en rechtspraak. De hoge jurisdictie berustte bij de graaf, de lage jurisdictie bij de plaatselijke ambachtsheer.
Vanaf de Middeleeuwen lieten zowel de graaf als de lagere heren hun rechterlijke bevoegdheid door anderen waarnemen. De lage rechtspraak werd namens de heer uitgeoefend door schout en schepenen. Hiertoe benoemde de heer enkele mannen, de schepenen, die samen de schepenbank uitmaakten. Een zogenaamde 'volle schepenbank' telde zeven leden. De schout trad op als voorzitter en tegelijk aanklager, de schepenen als jury en rechters.
De naam vierschaar komt van; de vier 'geschoren' (gespannen) touwen waartussen de rechtspraak plaats vond. Oorspronkelijk werd er buiten recht gesproken, traditioneel onder een linde. Bij die boom waren vier banken in een vierkant geplaatst, waarop de schepenen plaats namen; in het midden stond dan de beschuldigde. Het is niet de opstelling van de vier banken waarna de 'vierschaar' is genoemd, maar de vier gespannen (geschoren) touwen; de vierschaar werd dan gespannen, daarbinnen werd recht gesproken. Vandaar de uitdrukking: " een zaak aanspannen/inspannen ".
In Vlaanderen werd een Vierschaar "gebannen", d.i. plechtig bijeengeroepen. Op het grondgebied Oudenaarde in de Wortegemstraat, op de grens tussen Bevere en Moregem, kan je nog een originele 'vierschaar' zien. Kopie hiervan werd opgesteld in Bokrijk.
Bij uitbreiding betekende 'vierschaar' ook het gebied waarbinnen het gezag van de schepenen gold. Een heerlijkheid was immers niet aan parochiegrenzen verbonden, maar kon twee of meer parochies omvatten, of slechts de helft ervan, of delen van verschillende parochies (die dan nog niet eens onderling verbonden hoefden te zijn). Ook kon de heer een al te grote heerlijkheid opdelen in verschillende vierscharen.
Nu waren de oorspronkelijke heerlijkheden relatief groot geweest, maar door het opsplitsen ervan onder erfgenamen, en ook wel door de verkoop van stukken ervan, waren ze in de loop der tijden op nogal wat plaatsen volledig versplinterd geraakt. Voor dergelijke kleine stukken was een gescheiden rechtspraak zowat onmogelijk geworden, en daarom ging men er in de 14e eeuw geleidelijk toe over om die rechtspraak per parochie te organiseren. Verantwoordelijk hiervoor was die heer op wiens heerlijkheid de kerk stond, en die men daarom als dorpsheer ging betitelen.
De vierschaar spannen, d.i. rechtspreken. Onder de vierschaar, mnl. vierscare, ook vierbank, verstond men de vier schepenbanken, waarmede men de rechtbank afzette; Met spannen, d.i. sluiten van de vierschaar wordt hoogstwaarschijnlijk bedoeld het met een touw omgeven van de banken, waarbinnen de beschuldigde stond..
Waarom heette een rechtbank “Vierschaar”?
Vierschaar is letterlijk een ruimte die door vier “scharen” ("geschoren" touwen ingesloten is, waarin 4 banken werden geplaatst en waar de rechtszaak gehouden.
Wie waren er aanwezig bij een rechtszaak?
In een rechtszaak waren 4 partijen aanwezig:
1 De schout. Dat was de voorzitter van de vergadering. Hij moest opletten of alles goed en eerlijk verliep.
2 De schepenen. Dat waren de rechters. Schepenen behoorden tot het stadsbestuur..
Een schepen was letterlijk een wet-houder (iemand die zorgt dat men zich aan de wet houdt). Nu kennen we nog steeds wethouders of schepenen in het gemeentebestuur, al hebben ze nu een heel andere taak. Ze spreken geen recht meer..
3 De gedaagde. Dat is de persoon die er van verdacht wordt een misdrijf of overtreding te hebben begaan (bijvoorbeeld een dief)
4 De eiser. Dat is een persoon die vindt dat de gedaagde een misdrijf of overtreding begaan heeft (bijvoorbeeld degene die bestolen is of iemand van het stadsbestuur).
Hoe zag de vierschaar er uit?
In de vroege Middeleeuwen was de vierschaar niet in een gebouw. Eerst was het gewoon een plek buiten. Daar werden stokken in de grond gezet. Daartussen werd een touw gespannen. Daarom zei men als de rechtszaak begon: “de vierschaar wordt gespannen”. Het zag er ongeveer zo uit als een boksring. Aan de vier randen stonden banken (scharen) om op te zitten. Daarbinnen werd recht gesproken. Later werd de vierschaar op het plein voor het stadhuis gehouden. En nog later kwam er een aparte zaal voor de rechtszaken. In de oude stadhuizen was er al een aparte zaal ín het stadhuis waar de rechtspraak gehouden werd. De Vierschaar in het oude stadhuis was in de open ruimte, daar waar de zuilen staan. Achter het traliehek,werden de rechtzaken gehouden.