De vingerwijzing is de bepaling in de uitspraak va de rechter, waarin deze stelt hoe de uitspraak dient geïnterpreteerd en/of toegepast. Het betreft zeker geen terechtwijzing.
De mogelijkheid tot vingerwijzing door de Raad van State werd ingeschreven in art 35/1 en 36 RVS wet:
Art. 35/1. Op verzoek van één der partijen, ten laatste in de laatste memorie, verduidelijkt de afdeling bestuursrechtspraak in de motieven van haar arrest houdende nietigverklaring, de maatregelen die moeten worden genomen om de onwettigheid die heeft geleid tot deze nietigverklaring te verhelpen.
Art. 36. § 1. Wanneer het arrest inhoudt dat de betrokken overheid een nieuwe beslissing neemt, kan de afdeling bestuursrechtspraak, waarbij een vordering in die zin is ingesteld, in dat arrest bevelen dat die beslissing binnen een bepaalde termijn moet worden genomen. Zij kan dit bevelen bij een later arrest, op voorwaarde dat de partij op wier verzoek de nietigverklaring werd uitgesproken, voorafgaandelijk en via een aangetekende brief, de overheid in gebreke heeft gesteld een nieuwe beslissing te nemen en er ten minste drie maanden zijn verstreken sinds de kennisgeving van het arrest houdende de nietigverklaring.
Wanneer de nieuw te nemen beslissing het gevolg is van een gebonden bevoegdheid van de verwerende partij, treedt het arrest in de plaats van die beslissing.
Wanneer haar arrest inhoudt dat de betrokken overheid zich onthoudt van het nemen van een beslissing, kan de afdeling bestuursrechtspraak, waarbij een vordering in die zin is ingesteld, een dergelijke onthoudingsverplichting bevelen.
§ 2. Indien de betrokken verwerende partij de verplichting opgelegd uit hoofde van paragraaf 1 niet nakomt, kan de partij op wier verzoek de nietigverklaring werd uitgesproken de afdeling bestuursrechtspraak vragen om een dwangsom op te leggen aan deze overheid of deze het bevel te geven, op verbeurte van een dwangsom, de beslissing in te trekken die zij heeft genomen met schending van de uit het arrest houdende nietigverklaring volgende onthoudingsverplichting.
De afdeling bestuursrechtspraak kan de dwangsom vaststellen ofwel voor een globaal bedrag ofwel op een bedrag per tijdseenheid of per overtreding.
§ 3. De kamer die de dwangsom heeft uitgesproken kan, op verzoek van de veroordeelde overheid, de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten gedurende een door haar vast te stellen termijn of de dwangsom verminderen in geval van blijvende, tijdelijke of gedeeltelijke onmogelijkheid voor die overheid om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Voor zover de dwangsom opgelegd is voordat er sprake was van deze onmogelijkheid, kan de kamer de dwangsom niet opheffen, noch verminderen.
De partij op wier verzoek reeds een dwangsom werd opgelegd, kan vragen om een bijkomende dwangsom op te leggen of om de opgelegde dwangsom te verhogen wanneer de verwerende partij aanhoudend in gebreke blijft uitvoering te geven aan het arrest houdende nietigverklaring.
§ 4. De bepalingen van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek die op het beslag en de tenuitvoerlegging betrekking hebben, zijn eveneens van toepassing op de tenuitvoerlegging van het arrest waarbij een dwangsom is opgelegd.
§ 5. De in paragraaf 2 bedoelde dwangsom wordt ten uitvoer gelegd op vraag van de partij ten verzoeke waarvan die werd opgelegd en met tussenkomst van de minister van Binnenlandse Zaken. Zij wordt voor de helft toegewezen aan een begrotingsfonds in de zin van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen. Dat fonds wordt "Fonds voor het beheer van de dwangsommen" genoemd. De andere helft wordt aan de partij ten verzoeke waarvan de dwangsom werd opgelegd, gestort.
De aan dit fonds toegekende middelen worden gebruikt voor de modernisering van de organisatie van de bestuurlijke rechtspraak.