Definitie: De wettelijke omschrijving van vluchtmisdrijf wordt ingeschreven in artikel 33 Wet betreffende de politie over het wegverkeer, dat stelt:
§ 2. Heeft het ongeval voor een ander slagen, verwondingen of de dood tot gevolg gehad, dan wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met een geldboete van 400 euro tot 5 000 euro of met een van die straffen alleen en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaren of voorgoed.
§ 3. 1° Met een gevangenisstraf van een maand tot vier jaar en met een geldboete van 400 euro tot 5 000 euro of met een van deze straffen alleen, wordt hij gestraft die, na een veroordeling met toepassing van artikel 33, § 1 of 33, § 2 binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan een van de bepalingen van artikel 33, § 1 overtreedt.
2° Hij die, na een veroordeling met toepassing van artikel 33, § 1, of 33, § 2, binnen de drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan artikel 33, § 2, overtreedt wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot acht jaar en met een geldboete van 800 tot 10 000 euro, of met een van deze straffen alleen.»
De bedoeling van deze strafbaatstelling is:
- de dader / persoon die schade veroorzaakt heeft te identificeren
- dienstige vaststellingen kunnen doen (alcohol / drugs / geschiktheid / technische vaststellingen.
Precies omdat onmiddellijk na het ongeval de dienstige, vaststellingen moeten kunnen gedaan worden is het misdrijf van art. 33 gepleegd zelfs indien de persoon de plaats van het ongeval verlaat om nadien terug te komen, zelfs wanneer deze persoon niet de dader is van het ongeval (Cass. 25 november 1935, Pas. 1936, I, 66.).
Het misdrijf vereist niet dat de feiten zich hebben afgespeeld op de openbare weg. Het misdrijf kan dus gepleegd worden op een van de andere openbare plaatsen die worden opgesomd in artikel 28 van Wet betreffende de politie over het wegverkeer (coördinatie van 16 03 1968 zie: Cass. 13 december 1971, Pas. 1972, I, 362).
Indien er een rechtvaardigingsgrond kan worden ingeroepen vervalt het misdrijf. vb. het wegvoeren van de persoon betrokken bij het ongeval door de hulpdiensten, geestesstoornis, bevel van de overheid de plaats te verlaten, ontploffingsgevaar. Het misdrijf is aldus niet voorhanden wanneer de betrokkende in de onmogelijkheid verkeerde om te plaatse te blijven zoals begrepen in de zin van de ontstentenis van intentie om zich te onttrekken aan de dienstige vaststellingen, Parl. St. Senaat 1922-23, Verslag, nr. 160; J.-P. SPREUTELS, “Le délit de fuite”, in G. SCHUIN, Traité pratique de droit criminel, 4e druk, Brussel, Swinnen, 1980, 615-683).
Het misdrijf van vluchtmisdrijf kan weerhouden worden tegen de houder van de nummerplaat in van het weerlegbare vermoeden in toepassing van artikel 67bis van de Gecoördineerde Wetten betreffende de politie over het wegverkeer. Tegen een rechtspersoon die weigert de identiteit kenbaar te maken, van de bestuurder of door nalatigheid hiertoe niet in staat is, bestaat geen vermoeden van schuld, maar is de rechtspersoon strafbaar.
Medeplichtigheid aan vluchtmisdrijf is niet strafbaar.
Vluchten uit paniek of natuurlijke instinctieve reflex (vechten of vluchten) maakt het misdrijf niet ongedaan, maar kan in rekening gebracht bij de bepaling van de strafmaat.
Het verweer van de bestuurder die beweert zich niet bewust te zijn geweest van schade of de overtuiging dat deze geen schade heeft veroorzaakt, volstaat principieel niet voor vrijspraak, op basis van de rechtspraak die stelt dat het niet aan de bestuurder is om uit te maken of er schade werd aangebracht en of het noodzakelijk was om te plaatse te blijven (Cass. 17 maart 1981, Pas. 1981, I, 766.).
De straffen gaan van gevangenisstraf en geldboete tot werkstraf, rijverbod, examen immobilisering en verbeurdverklaring van het voertuig. De voorlopige hechtenis kan worden opgelegd.
De verjaringstermijn voor het misdrijf vluchtmisdrijf bedraagt 3 jaar (artikel 68 van de Wet betreffende de politie over het wegverkeer).
Vluchtmisdrijf vereist een ongeval, dit is een plotse abnormale gebeurtenis met schadelijke gevolgen en dit ongeacht de aard en de ernst van de schade.
De schade moet bovendien bestaan bij een derde, dit is elke andere persoon dan die aan wie het vluchtmisdrijf wordt verweten.
Er is geen veroordeling tot vluchtmisdrijf mogelijk wanneer er geen schade aan een derde is toegebracht (
zie cassatierechtspraak via deze link)