Het begrip met voorbedachte rade wordt in het Belgisch recht niet als dus danig omschreven.
De voorbedachtheid is een bijzonder moreel element in hoofde van de dader van een misdrijf erin bestaande dat hij op een overwogen wijze met een welbepaald plan tot zijn misdadige handeling besluit en dit enige tijd alvorens het misdrijf ook effectief wordt voltrokken in een toestand van stabiele gemoedgesteltenis.
De voorbedachtheid is enkel een verzwarende omstandigheid in de gevallen zoals omschreven in de misdrijven voorzien bij artikel 349, 394,398, 399, 400, 401 en 518 van het Strafwetboek.
Voor verdere commentaar, rechtsleer, rechtspraak en toepassingen, zie strafrecht en strafvordering, commentaar met overzicht van de rechtspraak en rechtsleer, Kluwer, zwarte collectie, bijdrage P.ARNOU
Er is sprake van voorbedachtheid wanneer de dader op een overwogen en geplande wijze, in een voldoende stabiele gemoedsgesteldheid, het besluit heeft genomen om het misdrijf te plegen, waarbij er een zeker tijdsverloop is verlopen tussen dit besluit en het plegen van het misdrijf.
De gegevens die aantonen dat de dader op een overwogen en geplande wijze het besluit heeft genomen tot het plegen van het misdrijf, kunnen ook aantonen dat de dader dit besluit in een voldoende stabiele gemoedsgesteldheid heeft genomen.
Wanneer de doodslag met die voorbedachtheid werd gepleegd, is de dader schuldig aan moord.
Het huidige Strafwetboek bevat geen definitie van “voorbedachtheid” (of “voorbedachten rade”, zoals in de strafbaarstellingen uit het huidige Strafwetboek wordt vermeld).
Uittreksel uit de voorgestelde definitie van voorbedachtheid in art. 79, 22° van het voorstel van nieuw Strafwetboek (Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 1011/001, 282-286).Een eerste vereiste is dat de dader een besluit neemt om een misdrijf te plegen. Dit moet hij doen in een voldoende stabiele gemoedstoestand en op een overwogen en geplande wijze. Onder “overwogen” wordt verstaan dat de dader de ernst heeft ingezien van wat hij zich voorneemt te doen en wat hiervan de gevolgen (kunnen) zijn, maar desondanks toch besloten heeft het misdrijf te zullen gaan plegen.
De term “gepland” drukt de vereiste uit dat de (toekomstige) dader zijn voornemen ook voldoende concreet heeft gemaakt, door een aantal uitvoeringselementen ervan vast te leggen.
Er moet dus een voldoende voorbereiding en planning van het misdrijf aanwezig zijn; het volstaat niet dat men zich heeft voorgenomen ooit eens een bepaald misdrijf te plegen. Dit betekent echter niet dat het misdrijf volledig gepland moet zijn, het misdrijf moet enkel een concrete vorm hebben gekregen. Dit kan ook zonder dat er duidelijkheid is over alle elementen, zoals bv. de identiteit van het slachtoffer , tijdstip en plaats van het plegen van het misdrijf,…
De vereisten die aan de planning worden gesteld zijn dus niet zeer verregaand. De overweging en de planning kan volgen nadat de dader het besluit heeft genomen om het misdrijf te plegen, of kan eraan voorafgaan. Dit heeft geen gevolgen voor het bestaan van de voorbedachtheid.
Uit de vereiste van een overwogen en gepland besluit, vloeit voort dat de dader in een voldoende stabiele gemoedstoestand moet hebben verkeerd op het moment van de overweging van zijn besluit. Men moet immers voldoende logisch denkvermogen aan de dag kunnen leggen om voldoende de draagwijdte van het voorgenomen handelen in te kunnen schatten, om de argumenten tegen het plegen van het misdrijf te kunnen overdenken. Dit kan niet indien het gezond verstand wordt doorkruist door emoties en passies.
Wanneer de dader een tekort aan logisch denkvermogen vertoonde op het moment van de overweging van het besluit (door de hevige emoties van dat moment) maar later, wanneer hij terug tot zijn zinnen is gekomen, bij zijn besluit blijft en het verder overweegt en uitwerkt, zal er ook sprake zijn van voorbedachtheid.781 Het is daarbij niet vereist dat de dader volledig zijn kalmte had teruggevonden, maar wel dat hij opnieuw enigszins de situatie kon overdenken.
Het bestaan van een geestesstoornis of onweerstaanbare dwang verhinderen niet dat er sprake kan zijn van een voldoende stabiele gemoedstoestand om van voorbedachtheid te spreken. Schuldontheffingsgronden en gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid worden slechts beoordeeld na de kwalificatie van het misdrijf.
De beoordeling hiervan komt toe aan de feitenrechter: hij kan besluiten dat er sprake is van voorbedachtheid in hoofde van de dader, ondanks eventuele geestelijke problemen of emoties, en pas daarna besluiten of deze elementen van aard zijn om de verwijtbaarheid of de toerekenbaarheid van het misdrijf weg te nemen.
De tweede basisvereiste die wordt geformuleerd met betrekking tot de voorbedachtheid is het verloop van enige tijd tussen het tot stand komen van het besluit om het misdrijf te plegen en de uitvoering van het misdrijf. Deze vereiste wordt niet alleen ingegeven door de mogelijkheid van overweging en planning, maar vooral dat de dader na zijn besluit de mogelijkheid moet hebben gehad om alle argumenten te overwegen die hem ertoe zouden kunnen brengen om op zijn besluit terug te komen.
De dader moet aldus de tijd hebben gehad om zijn gedrag te overdenken en zich de draagwijdte en illegaliteit ervan te realiseren.
Belangrijk hierbij is dat slechts wordt vereist dat de dader hiertoe de mogelijkheid heeft gehad786; het moet niet worden aangetoond dat de dader van deze tijdsperiode daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt om deze morele afweging te en desondanks bij zijn besluit is gebleven.
De duur van dit tijdsverloop is een feitenkwestie, die steeds aan de soevereine beoordeling van de strafrechter moet worden overgelaten, waarbij de rechter moet nagaan of dit tijdsverloop voldoende was om de dader toe te laten de hoger omschreven overdenking van zijn voornemen te voltrekken. Vast staat dat een korte tijdsperiode kan volstaan.789 Zoals bij het vormen van het besluit, is ook voor het kunnen heroverwegen van zijn besluit vereist dat de dader hiervoor in een voldoende stabiele gemoedstoestand verkeert. In het kader van de modernisering van het taalgebruik in het nieuwe Strafwetboek wordt ervoor gekozen om in de Nederlandse tekst voortaan te spreken van “voorbedachtheid” in plaats van het oude “voorbedachten rade