Voor schadegevallen vanaf 1 januari 2025 is het nieuwe boek 6 BW van toepassing met verfijning van het begrip schade en een een aantal nieuwe regels. Zie deze link: Grondbegrippen over de schade en schaderegeling in het boek 6 van het (nieuw) BW
Uittreksel uit boek 6 (nieuw) BW
Art. 6.29. Voorbeschiktheid en vooraf bestaande toestand van de benadeelde
De benadeelde die een voorbeschiktheid tot schade vertoont, heeft recht op integrale schadeloosstelling voor zijn schade, ook al is deze voorbeschiktheid één van de oorzaken ervan.
De benadeelde die zich reeds voorafgaand aan het tot aansprakelijkheid leidende feit in een gekende eerdere toestand bevond die al tot schadelijke gevolgen heeft geleid, heeft enkel recht op schadeloosstelling voor de nieuwe schade veroorzaakt door hetzelfde feit of voor de verergering van de bestaande schade.
Indien de aansprakelijke bewijst dat het tot aansprakelijkheid leidende feit tot gevolg heeft dat schade vroeger is opgetreden dan het geval zou zijn geweest zonder dit feit, leidt enkel de schade die het gevolg is van het vervroegde optreden tot schadeloosstelling.
COMMENTAAR
Voorbeschiktheid en vooraf bestaande toestand van de benadeelde (6.29 (nieuw) BW
De benadeelde kan zich op het ogenblik dat hem schade wordt berokkend, in een toestand bevinden die hem voorbeschikt maakt om schade te lijden. Dit betekent dat hij vóór het ongeval een aanleg had voor schade, maar dat hij zich op het ogenblik van het schadegeval nog in een normale toestand bevond.
De aanleg of ontvankelijkheid voor de schade was nog niet tot uiting gekomen. Zij hadden nog niet geleid tot een vermindering van de vermogens van de benadeelde.
Artikel 6.29 (nieuw) BW bepaalt dat de benadeelde in voorkomend geval recht heeft op integrale vergoeding van zijn schade, ook al is zijn voorbeschiktheid tot schade één van de oorzaken ervan. Met de voorbeschiktheid wordt dus in beginsel geen rekening gehouden. De aansprakelijke moet immers de benadeelde nemen zoals hij hem aantreft, met al zijn persoonlijke kenmerken
Op dit principe voorziet artikel 6.29 derde lid, in een (nieuw) BW uitzondering.
Ook wanneer de aansprakelijke bewijst dat door het schadegeval de schade vroeger is opgetreden dan dit het geval zou geweest zijn zonder het schadegeval, dan wordt enkel de schade hersteld die het gevolg is van dat vervroegd optreden. In dit geval ziet de schadeloosstelling dus op het feit dat de schade vroeger ontstaan is dan normaal te verwachten was zonder het schadegeval.
Dit impliceert dat de benadeelde ook zonder het schadegeval de schade op een later tijdstip zou ondervonden hebben.
Hierbij dient onderstreept te worden dat 6.29 , derde lid, (nieuw) BW de bewijslast bij de aansprakelijke legt. Het is dus aan de aansprakelijke om aan te tonen dat de schade zich zonder het schadegeval hoe dan ook zou hebben voorgedaan, zij het op een later tijdstip.
Artikel 6.29 tweede lid (nieuw) BW regelt de vergoeding van de schade wanneer de benadeelde reeds vóór het schadegeval schade heeft geleden of een beperking vertoonde.
De benadeelde was op het ogenblik van het schadegeval reeds aangetast in zijn lichamelijke integriteit of gezondheid. In dat geval heeft de benadeelde enkel recht op schadeloosstelling voor de nieuwe schade of de verergering van de bestaande schade. Het schadegeval is geen oorzaak van de schade die op het ogenblik van het schadegeval door een andere oorzaak reeds was ingetreden.
Indien het tweede feit eerder ontstane schade verergert of nieuwe schade meebrengt, leidt het tot aansprakelijkheid voor deze verergering of nieuwe schade (art. 6.29. Voorbeschiktheid en vooraf bestaande toestand van de benadeelde). Complexer zijn de situaties waar een later feit een schadelijke uitwerking heeft voor een eerder feit; hier is geen beoordeling mogelijk zonder een precies onderzoek van alle feitelijke gegevens.