In heel wat echtscheiding wordt er bijzonder vertragend opgetreden waarbij een van de echtgenoten het volledige of quasi volledige bezit heeft van de huwgemeenschap en de vruchten ervan en waarbij de andere echtgenoot en letterlijk wordt uitgehongerd, onder meer door vertragende manoeuvres in de vereffeningverdeling.
Deze echtgenoot kan dan een voorschot vragen op zijn of haar deel in het gemeenschappelijk vermogen onder de vorm van een onderhoudsuitkering, gesteund op de hoedanigheid van onverdeeld mede eigenaar of van de schuldeiser krachtens het huwelijksvermogenstelsel.
Een en ander werd bevestigd in een arrest van het Hof van Cassatie van 30 april 1964, Pas., 1964, I, 928, advies procureur-generaal H. de Termicourt, RCJB, 1985, 288 met noot; De Wulf TPR 1985, 455; Baeteman/Delva en Casman in TPR 1972,515.
Dit onderhoudsgeld staat los van artikel 213 en 301 burgerlijk wetboek waardoor er geen bewijs van behoeftigheid dient geleverd. de enige beperking is de nodige voorzichtigheid die aan de dag gediend in gedachten worden teneinde te vermijden dat het voorschot de rechten van de andere partij zou overtreffen. maar zij kunnen niet alleen slaan op een aandeel in kapitaal, maar ook op het aandeel in de vruchten van de post communautaire gemeenschap.
De kortgedingrechter kan aan de deelgenoten van een post communautaire gemeenschap een provisie toekennen op het aandeel van deze deelgenoten in deze gemeenschap, wanneer er een financiële nood wordt aangetoond of wanneer behoeftigheid wordt aangetoond en dit zowel ten aanzien van een gescheiden partner, echtgenoten, weduwen, ja zelfs ten voordele van de nalatenschap (aan een van de kinderen). In dit geval dient dan het bewijs geleverd dat het blijven aanslepen van de vereffeningverdeling niet aan hen te wijten is.
Deze bevoegdheid van de voorzitter wordt hem verleend op grond van artikel 584 gerechtelijk wetboek waarbij de voorzitter bij voorraad uitspraak kan doen in alle zaken, behalve deze die de wet aan zijn bevoegdheid onttrekt, terwijl voormelde maatregelen niet aanzien kunnen worden als een vorm van gerechtelijke vereffening en verdeling.
Een voorschot zou vorderen op het aandeel in de postcommunautaire onverdeeldheid die is ontstaan na de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel kan gevorderd bij voorlopige maatregel, binnen de grenzen van de ogenschijnlijke rechten van die partij, die evenwel niet tot gevolg mag hebben dat de rechten van de partijen erdoor op een definitieve en onherstelbare wijze worden aangetast.
Evenwel is een geschil over het al dan niet toekennen van een voorschot op de verdeling geen tussengeschil in de vereffening-verdeling. De toekenning van een voorschot behoort aldus niet tot de eigenlijke taak of bevoegdheid van de notaris-vereffenaar. Het strijdt met de essentiële taak van de notaris-vereffenaar over te gaan tot het beslechten van een eenzijdige vordering tot het bekomen van een voorschot op de verdeling.