De burgerlijke partij kan door de Kamer van Inbeschuldigingstelling worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding, als zij hoger beroep heeft aangetekend tegen een beschikking van de raadkamer van buitenvervolgingstelling. Een dergelijke schadevergoeding kan ook worden toegekend in het raam van het hoger hoger beroep voor de KI en in alle procedures waarin de Kamer van Inbeschuldigingstelling op grond van art. 136, 136bis, 235 en 235bis Sv. de regelmatigheid van de haar voorlegde rechtspleging onderzoekt.
- de onderzoeksgerechten zijn bevoegd om een schadevergoeding toe te kennen aan een buitenvervolginggestelde verdachte wegens een beroep van de burgerlijke partij;
- daarvoor moet een vordering zijn ingesteld door de buitenvervolginggestelde; een ambtshalve veroordeling is uitgesloten;
- het is daarvoor niet voldoende dat het beroep van de burgerlijke partij gewoon wordt afgewezen; vereist is dat het tergend en roekeloos is;
- enkel een schadevergoeding kan aan de buiten vervolginggestelde worden toegekend, maar geen boete op grond van art. 1072bis Ger. W.
De artikelen 159, 191, 212 en 240 Sv. zijn «van toepassing telkens wanneer de rechter in strafzaken oordeelt dat geen gevolg kan worden gegeven aan de klacht van een burgerlijke partij en geroepen wordt uitspraak te doen op een vordering van de inverdenkinggestelde of van de beklaagde tegen die burgerlijke partij».
Ook de raadkamer is bevoegd om uitspraak te doen omtrent een vordering van de vervolgde partij tegen de burgerlijke partij, omdat deze bv. een manifest tergende en roekeloze klacht met burgerlijke partijstelling heeft neergelegd, waardoor de strafvordering is op gang gebracht.
zie Luc Arnou, Tergende en Roekeloze proceshandelingen van de burgerlijke partij, RW 2004-2005,726