Door de afschaffing van het begrip "handel" in het economisch recht spreken we vandaag over de vrijheid van onderneming zoals ingeschreven in art. II.2, II.3 en II. 4 WER, Wetboek van economisch recht
Historisch gaat de vrijheid van ondernemen terug op de vrijheid van handel en aldus terug op het decreet d'Allarde.
Het decreet d'Allarde van 2 en 17 maart 1791, tot afschaffing van het gildewezen waarvan de zinsnede uit artikel 7 die opgenomen werd in het Belgisch recht luidt:
“A compter du premier avril prochain, il sera libre à toute personne de faire tel négoce ou d’exercer telle profession, art ou métier qu’elle trouvera bon.”
"Te rekenen van de afkondiging van deze wet, staat het aan eenieder vrij, naar goeddunken, elke handel te drijven of elk beroep, bedrijf of ambacht uit te oefenen.”
De invoering van deze regel heeft de waarde van een algemeen rechtsbeginsel, samengevat als het beginsel van vrijheid van handel.(zie ook art. II.2 tot II.4 WER).
Decreet d'Allarde van 2 en 17 maart 1791, tot afschaffing van het gildewezen waarvan de zinsnede uit artikel 7 die opgenomen werd in het Belgisch recht luidt:
“A compter du premier avril prochain, il sera libre à toute personne de faire tel négoce ou d’exercer telle profession, art ou métier qu’elle trouvera bon.”
"Te rekenen van de afkondiging van deze wet, staat het aan eenieder vrij, naar goeddunken, elke handel te drijven of elk beroep, bedrijf of ambacht uit te oefenen.”
De invoering van deze regel heeft de waarde van een algemeen rechtsbeginsel, samengevat als het beginsel van vrijheid van handel.(zie ook art. II.2 tot II.4 WER).
Het is te kort door de bocht te stellen dat het wetboek van economisch recht het decreet d'Allarde afschaft. Zo heeft het WER, het nergens over het recht en de vrijheid een beroep uit te oefenen. Nochtans wordt niet betwist dat dit recht verleend door de wet d'Allarde van kracht blijft en mede bepalend is in de arbeidsrechtelijke verhoudingen, weze het beperkt door zekere bepalingen van het arbeidsrecht. Beter kan men stellen dat de bepalingen in het WER deels werden hernomen, zonder er afbraak aan te doen.
De vrijheid van handel staat haaks op protectionistische maatregelen en vertrekt van de vrijheid van het individu te ondernemen, waarbij het menselijk intellect en de menselijke creatie en vinding van de ene mens moet gebruikt kunnen worden en ten dienste staat van de andere (mede)mens.
Er bestaat dus een recht om te kopiëren, weze het dat deze mooie revolutionaire gedachte inmiddels beperkt wordt door heel wat uitzonderingen, niet in het minst door het auteursrecht, de intellectuele rechten, de databankwetgeving enerzijds en de reglementering van het marktgebeuren en de handelspraktijken anderzijds.
Zo kan het slaafs kopiëren van een auteursrechtelijk niet beschermd werk toch verboden worden indien het slaafs kopiëren verwarring kan veroorzaken bij het publiek.
Om deze redenen mag men zonder bestraffing ideeën oppikken van derden. Diefstal van een idee bestaat niet. Er bestaat geen auteursrecht op een idee. De auteurswet verbiedt niet om iemands idee over te nemen of als inspiratie te gebruiken. Indien het idee reeds werd uitgewerkt, mag een concurrent ook dit idee gebruiken in de mate het een andere vorm of uitwerking heeft gekregen.
De vrijheid van handel en nijverheid, en de vrijheid van ondernemen, zoals gewaarborgd bij art. II.3 en art. II.4 van het Wetboek van Economisch Recht, kan niet worden opgevat als een absolute vrijheid.
De wetgever kan de vrijheid van handel en nijverheid beperken indien hiertoe noodzaak bestaat of indien die beperking evenredig is met het nagestreefde doel.
De vrijheid van handel staat haaks op protectionistische maatregelen en vertrekt van de vrijheid van het individu te ondernemen, waarbij het menselijk intellect en de menselijke creatie en vinding van de ene mens moet gebruikt kunnen worden en ten dienste staat van de andere (mede)mens.
Er bestaat dus een recht om te kopiëren, weze het dat deze mooie revolutionaire gedachte inmiddels beperkt wordt door heel wat uitzonderingen, niet in het minst door het auteursrecht, de intellectuele rechten, de databankwetgeving enerzijds en de reglementering van het marktgebeuren en de handelspraktijken anderzijds.
Zo kan het slaafs kopiëren van een auteursrechtelijk niet beschermd werk toch verboden worden indien het slaafs kopiëren verwarring kan veroorzaken bij het publiek.
Om deze redenen mag men zonder bestraffing ideeën oppikken van derden. Diefstal van een idee bestaat niet. Er bestaat geen auteursrecht op een idee. De auteurswet verbiedt niet om iemands idee over te nemen of als inspiratie te gebruiken. Indien het idee reeds werd uitgewerkt, mag een concurrent ook dit idee gebruiken in de mate het een andere vorm of uitwerking heeft gekregen.
De vrijheid van handel en nijverheid, en de vrijheid van ondernemen, zoals gewaarborgd bij art. II.3 en art. II.4 van het Wetboek van Economisch Recht, kan niet worden opgevat als een absolute vrijheid.
De wetgever kan de vrijheid van handel en nijverheid beperken indien hiertoe noodzaak bestaat of indien die beperking evenredig is met het nagestreefde doel.
Uittreksel uit het WER, Wetboek van economisch recht stelt:
"Art. II.2. Dit Wetboek strekt ertoe de vrijheid van ondernemen en de loyauteit van economische transacties te verzekeren, en een hoog niveau van bescherming van de consument te waarborgen.
Titel 3. - Vrijheid van ondernemen
Art. II.3. Iedereen is vrij om enige economische activiteit naar keuze uit te oefenen.
Art. II.4. De vrijheid van ondernemen wordt uitgeoefend met inachtneming van de in België van kracht zijnde internationale verdragen, van het algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire eenheid zoals vastgesteld door of krachtens de internationale verdragen en de wet, alsmede van de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen en van de bepalingen van dwingend recht."