De regels met betrekking tot het vruchtgebruik zijn terug te vinden in het nieuw burgerlijk wetboek Titel 6. - Recht van vruchtgebruik Ondertitel 1. - Definitie, voorwerp en duurtijd
Art. 3.138. Definitie
Vruchtgebruik verleent aan zijn titularis het tijdelijk recht op het gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, zoals een voorzichtig en redelijk persoon, in overeenstemming met de bestemming van dat goed en onder de verplichting om het goed bij het einde van zijn recht terug te geven.
Een recht van bewoning wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed een onoverdraagbaar recht van vruchtgebruik te zijn dat beperkt is tot wat als woning noodzakelijk is voor de titularis van het recht en zijn gezin.
Art. 3.139. Voorwerp
Het vruchtgebruik kan een roerend of onroerend, lichamelijk of onlichamelijk goed, of een bepaald geheel van dergelijke goederen, tot voorwerp hebben, zonder afbreuk te doen aan de artikelen 3.162 tot 3.166.
Art. 3.140. Hoedanigheid van de vestiger
Het recht van vruchtgebruik kan worden gevestigd door de eigenaar of door een titularis van een zakelijk gebruiksrecht binnen de grenzen van zijn recht.
Art. 3.141. Duurtijd
Een vruchtgebruik kan worden gevestigd voor bepaalde of onbepaalde duur.
Niettegenstaande enig andersluidend beding, kan het vruchtgebruik:
1° maximaal negenennegentig jaar duren, behalve indien de natuurlijke persoon op wiens hoofd het is gevestigd, langer leeft; en
2° niet voortbestaan na het overlijden van de persoon op wiens hoofd het vruchtgebruik is gevestigd.
De faillietverklaring of de vrijwillige, wettelijke of gerechtelijke ontbinding van de rechtspersoon zijn beëindigingsgronden in de zin van het tweede lid. Behoudens andersluidend beding eindigt het recht van vruchtgebruik niet in geval van fusie, splitsing of gelijkgestelde verrichting.
In afwijking op het tweede lid, 2°, en behoudens andersluidend beding wast het onverdeeld of gemeenschappelijk vruchtgebruik gevestigd op het hoofd van twee of meer personen bij het einde van het bestaan van één van hen bij dat van de anderen aan, naar evenredigheid van hun aandeel.
Het vruchtgebruik kan worden verlengd, evenwel zonder dat zijn totale duurtijd meer mag bedragen dan het bepaalde in het tweede lid. Het kan worden hernieuwd met het uitdrukkelijk akkoord van de partijen.
Ondertitel 2. - Rechten van de partijen
Art. 3.142. Rechten op het recht
De vruchtgebruiker kan zijn recht van vruchtgebruik overdragen, daarop een vruchtgebruik toestaan, het verpanden als zijn recht van vruchtgebruik roerend is of het met hypotheek bezwaren als het onroerend is.
Hij kan de onroerende goederen waarvan hij eigenaar is in het kader van een accessoir opstalrecht zoals bedoeld in artikel 3.182, slechts overdragen of met hypotheek bezwaren door tegelijk, gedeeltelijk of geheel, het recht van vruchtgebruik waarvan hij titularis is over te dragen of met hypotheek te bezwaren.
Art. 3.143. Gebruik van het bezwaarde goed
De vruchtgebruiker heeft het gebruik van het bezwaarde goed voor zover hij, niettegenstaande enig andersluidend beding, daarbij voorzichtig en redelijk optreedt en de bestemming van het goed eerbiedigt. De bestemming van het goed is deze die daar bij contract aan is gegeven of die, bij gebreke van contract, volgens de aard van de goederen en het eerdere gebruik door de blote eigenaar, vermoed wordt.
Die gebruiksbevoegdheid geldt ook indien het bezwaarde goed in waarde daalt door het voorzichtige en redelijke gebruik dat men ervan maakt.
Binnen de grenzen van het eerste lid, kan de vruchtgebruiker ook veranderingen aanbrengen en bouwwerken en beplantingen uitvoeren aan het bezwaarde goed. Indien de veranderingen, bouwwerken en beplantingen voortbestaan bij het einde van zijn recht, wordt hun lot door artikel 3.160 geregeld.
Art. 3.144. Behoud
Het behoud van de bezwaarde goederen is in het gemeenschappelijk belang van de vruchtgebruiker en de blote eigenaar.
De vruchtgebruiker, of indien hij in gebreke blijft, de blote eigenaar zijn bevoegd om daden van behoud en voorlopig beheer te stellen.
Indien het vruchtgebruik rust op goederen die vatbaar zijn voor bederf of die onderhevig zijn aan snelle waardevermindering, kan dit, in geval van noodzakelijkheid, ook daden van beschikking inhouden. De vruchtgebruiker of de blote eigenaar die de handeling heeft gesteld, moet hiervan onverwijld kennis geven aan de andere.
Art. 3.145. Beheer
De vruchtgebruiker kan daden van beheer stellen voor de duurtijd van zijn recht.
Hij kan op de bezwaarde goederen gebruiksrechten aan derden toestaan, verlengen of hernieuwen. Indien het vruchtgebruik ten einde komt omdat de vruchtgebruiker ophoudt te bestaan, duurt dit lopende gebruiksrecht onder bezwarende titel, nog door voor zijn resterende duurtijd, en ten hoogste drie jaar, waarna het van rechtswege ten einde komt. Gebruiksrechten die nog niet in uitvoering zijn bij het einde van het vruchtgebruik krijgen geen uitwerking.
Art. 3.146. Genot: vruchten
De vruchtgebruiker heeft recht op alle vruchten van het bezwaarde goed die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden; dat is ook het geval voor de vruchten die nog niet afgescheiden of opeisbaar waren op het ogenblik van het ontstaan van het vruchtgebruik. Vruchten die nog niet afgescheiden of opeisbaar waren bij het einde van het vruchtgebruik, komen toe aan de blote eigenaar.
Indien de partij die geen aanspraak heeft op de vruchten hiervoor prestaties heeft geleverd, kan deze lastens de andere partij een vergoeding eisen overeenkomstig de ongerechtvaardigde verrijking.
Art. 3.147. Genot: opbrengsten
De vruchtgebruiker heeft geen recht op de opbrengsten die het kapitaal van het bezwaarde goed verminderen, tenzij indien deze volgen uit een exploitatie die de vruchtgebruiker op dezelfde wijze en in dezelfde mate voortzet als deze die de eigenaar reeds vóór aanvang van het vruchtgebruik had ingezet.
Indien het vruchtgebruik bij zijn ontstaan bomen omvat, mag de vruchtgebruiker deze bomen geregeld kappen op dezelfde wijze en in de mate dat de eigenaar deze bomen al aan geregelde kappingen onderwierp vóór het ontstaan van het vruchtgebruik.
De vruchtgebruiker mag ook, op dezelfde wijze en in dezelfde mate als de eigenaar, tot ontginning overgaan van de mijnen en groeve waarop het recht betrekking heeft en die reeds bij de aanvang van het vruchtgebruik in ontginning zijn, in voorkomend geval volgens de wettelijke en reglementaire voorschriften terzake.
Art. 3.148. Beschikking
Zonder afbreuk te doen aan artikel 3.165, mag een vruchtgebruiker over het bezwaarde goed buiten de grenzen van zijn bevoegdheden beschikken indien:
1° een bijzondere wettelijke bepaling dit toelaat;
2° dit in overeenstemming is met de bestemming van de goederen die reeds bestond op het moment dat het vruchtgebruik is ontstaan of contractueel tussen partijen is bedongen, én kadert binnen zijn verplichting tot een voorzichtig en redelijk beheer; of
3° het vruchtgebruik op verbruikbare goederen betrekking heeft.
In die drie gevallen vindt artikel 3.159 toepassing.
Art. 3.149. Bezoekrecht van de blote eigenaar
De blote eigenaar van een onroerend goed heeft het recht om eenmaal per jaar het onroerend goed te bezichtigen.
Ondertitel 3. - Verplichtingen van de partijen
Art. 3.150. Beschrijving van de goederen
Niettegenstaande enig andersluidend beding, maken de vruchtgebruiker en de blote eigenaar bij aanvang van het vruchtgebruik, een beschrijving van de bezwaarde goederen op. Bij gebreke van akkoord wordt een beschrijving en schatting opgesteld door een deskundige die zij gezamenlijk aanstellen of, bij gebreke van akkoord, laten aanstellen door de rechtbank.
Zolang dergelijke beschrijving niet is opgemaakt, heeft de blote eigenaar recht op de vruchten en kan hij de afgifte van het bezwaarde goed aan de vruchtgebruiker opschorten, overeenkomstig artikel 73 van titel XVII van boek III van het oude Burgerlijk Wetboek, tenzij indien de vruchtgebruiker van rechtswege in het bezit van de goederen treedt.
Indien de vruchtgebruiker de bevoegdheid krijgt om de bezwaarde goederen of een deel van de bezwaarde goederen te vervreemden, moet de beschrijving gepaard gaan met een schatting van de bezwaarde goederen of het bezwaarde geheel. Bovendien moet de vruchtgebruiker in dat geval eenmaal per jaar, op eerste verzoek van de blote eigenaar, opgave doen van de goederen die niet meer aanwezig zijn en van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen.
Art. 3.151. Verzekeringsplicht van de vruchtgebruiker
De vruchtgebruiker is verplicht het goed in volle eigendom te verzekeren voor de gebruikelijke risico's, en hiervoor de premies te betalen. In ieder geval is de vruchtgebruiker van een onroerend goed verplicht dit tegen brand te verzekeren. De vruchtgebruiker moet het bewijs van de verzekeringspolis aan de blote eigenaar voorleggen op diens eerste verzoek.
Indien de vruchtgebruiker niet aan de in het eerste lid omschreven verplichtingen voldoet, mag de blote eigenaar zelf een verzekering nemen en is de vruchtgebruiker verplicht hem de kosten daarvan onmiddellijk te vergoeden.
Art. 3.152. Vordering in rechte
Zowel de vruchtgebruiker als de blote eigenaar zijn gerechtigd om een rechtsvordering in te stellen betreffende de bezwaarde goederen die zowel aan hun eigen recht als aan het recht van de andere partij raakt, zij het dat hij er dan toe gehouden is om de andere partij onverwijld in tussenkomst in de procedure te betrekken.
Art. 3.153. Onderhoudsherstellingen
De vruchtgebruiker is ertoe gehouden om onderhoudsherstellingen ten aanzien van het goed te verrichten die, op korte of lange termijn, nodig zijn om de waarde van het goed te vrijwaren, onder voorbehoud van normale slijtage, ouderdom of overmacht.
Art. 3.154. Grove herstellingen
§ 1. Grove herstellingen zijn herstellingen die betrekking hebben op de structuur van het goed of van zijn inherente bestanddelen of waarvan de kosten manifest de vruchten van het goed te boven gaan.
§ 2. De blote eigenaar moet deze herstellingen uitvoeren na overleg met de vruchtgebruiker. Deze laatste kan hiervoor geen aanspraak maken op een gebruiksvergoeding.
In afwijking op het eerste lid, is de blote eigenaar noch gehouden tot de grove herstellingen die betrekking hebben op de bouwwerken en beplantingen die de vruchtgebruiker zelf heeft aangebracht, noch tot de herstellingen die uitsluitend aan de vruchtgebruiker te wijten zijn.
§ 3. De blote eigenaar die de grove herstellingen uitvoert, kan van de vruchtgebruiker eisen dat hij proportioneel bijdraagt in de kosten van deze herstellingen. Deze bijdrage wordt bepaald in verhouding tot de waarde van het vruchtgebruik tegenover de waarde van de volle eigendom, berekend overeenkomstig artikel 745sexies, § 3, van het oude Burgerlijk Wetboek.
Art. 3.155. Afdwinging
Indien de vruchtgebruiker of de blote eigenaar zijn herstellingsplicht niet nakomt, kan de andere partij de rechter verzoeken om hem reeds tijdens de duur van het vruchtgebruik daartoe te verplichten, in voorkomend geval onder verbeurte van een dwangsom. Alternatief kan hij aan de rechter vragen om zelf de noodzakelijke werken te mogen uitvoeren waarbij de kosten overeenkomstig het wettelijke regime op de andere partij kunnen verhaald worden.
Elk van de partijen kan aan de rechter vragen om een zakelijke zekerheid op het bezwaarde goed te mogen toestaan die tegenwerpelijk is aan de andere, indien dat noodzakelijk is om die herstellingen uit te voeren.
Art. 3.156. Lasten van het bezwaarde goed
De vruchtgebruiker is gehouden alle periodieke lasten van het bezwaarde goed te dragen die verband houden met het gebruik en genot ervan.
De blote eigenaar staat in voor de buitengewone lasten van het bezwaarde goed, zelfs indien ze periodiek moeten worden betaald.
Heeft de vruchtgebruiker zelf bouwwerken of beplantingen aangebracht, dan moet hij hiervoor tijdens de duur van het vruchtgebruik zowel de gewone als de buitengewone lasten dragen.
Art. 3.157. Correlatieve schulden
De algemene vruchtgebruiker of de vruchtgebruiker onder algemene titel moet in de betaling van de schulden van de boedel bijdragen naar verhouding tot de waarde van zijn vruchtgebruik, berekend overeenkomstig artikel 745sexies, § 3, van het oude Burgerlijk Wetboek.
Ondertitel 4. - Specifieke bepalingen inzake het tenietgaan
Art. 3.158. Voorwerp van restitutie
Bij het einde van het vruchtgebruik is de vruchtgebruiker gehouden de bezwaarde goederen in dezelfde staat terug te geven, met uitzondering van de waardeverminderingen die het gevolg zijn van normale slijtage, ouderdom of overmacht.
Indien bij aanvang van het vruchtgebruik geen beschrijving is opgemaakt, wordt de vruchtgebruiker vermoed, behoudens tegenbewijs, het goed in goede staat van onderhoud en zonder enig gebrek te hebben ontvangen.
Art. 3.159. Teruggaveplicht na bevoegde vervreemding
Indien, met toepassing van artikel 3.148, de vruchtgebruiker de goederen heeft vervreemd, is hij ertoe gehouden de waarde van de bezwaarde goederen op het ogenblik van de vervreemding terug te geven, indien op dat ogenblik een schatting is opgemaakt. Is dat niet het geval, dan moet hij de waarde op het ogenblik van de vestiging van het vruchtgebruik teruggeven. Is ook geen beschrijving opgesteld bij de vestiging van het vruchtgebruik, dan moet de vruchtgebruiker de hoogste van twee bedragen betalen, namelijk de waarde bij het begin dan wel de waarde bij het einde.
Gaat het om soortgoederen, dan heeft de vruchtgebruiker bovendien de mogelijkheid om een gelijke hoeveelheid zaken van dezelfde hoedanigheid terug te geven.
Art. 3.160. Natrekking en vergoeding
De blote eigenaar moet de vruchtgebruiker, op grond van de ongerechtvaardigde verrijking, vergoeden voor de bouwwerken en beplantingen die hij binnen de grenzen van zijn recht heeft uitgevoerd, zonder daartoe verplicht te zijn en met de toestemming van de blote eigenaar. Tot de betaling van de vergoeding heeft de vruchtgebruiker een retentierecht op die bouwwerken en beplantingen. De blote eigenaar wordt eigenaar van die bouwwerken en beplantingen en kan de verwijdering ervan niet vragen. De vruchtgebruiker kan die bouwwerken en beplantingen echter verwijderen tijdens de duur van zijn recht.
In alle andere gevallen verkrijgt de blote eigenaar aan het einde van het recht, zonder vergoeding, de eigendom van de bouwwerken en beplantingen, dit onverminderd artikel 3.16, 4°.
Art. 3.161. Omzetting
Zonder afbreuk te doen aan bijzondere wetten zoals vervat in artikel 745quater tot artikel 745sexies van het oude Burgerlijk Wetboek, kunnen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar op ieder ogenblik bij de rechtbank vorderen dat het wettelijke vruchtgebruik geheel of ten dele wordt omgezet, hetzij in de volle eigendom van met vruchtgebruik belaste goederen, hetzij in een geldsom, hetzij in een gewaarborgde en geïndexeerde rente.
Dit recht is persoonlijk en niet vatbaar voor overdracht. Het kan niet worden uitgeoefend door de schuldeisers van de rechthebbende.
De rechtbank kan de omzetting geheel of gedeeltelijk toestaan, rekening houdend met de belangen van alle partijen. De omzetting geschiedt overeenkomstig artikel 745sexies van het oude Burgerlijk Wetboek.
Ondertitel 5. - Specifieke bepalingen betreffende bijzondere goederen
Art. 3.162. Vruchtgebruik op soortgoederen
Indien een vruchtgebruik betrekking heeft op soortgoederen, is de vruchtgebruiker ertoe gehouden om die goederen fysiek afgescheiden te houden van andere goederen van dezelfde soort die niet aan dit vruchtgebruik onderworpen zijn.
Heeft het vruchtgebruik betrekking op geld of krijgt het daarop betrekking door de vervreemding door de vruchtgebruiker in overeenstemming met artikel 3.148, dan moet de vruchtgebruiker dit geld beleggen of in het belang van de overige aan het vruchtgebruik onderworpen goederen besteden, na instemming van de blote eigenaar. Kunnen zij geen akkoord bereiken, dan kan de meest gerede partij zich tot de rechter wenden om een derde te doen aanstellen die met het beheer van die gelden wordt belast.
Art. 3.163. Vruchtgebruik op financiële instrumenten - lidmaatschapsrechten
Indien aan de financiële instrumenten lidmaatschapsrechten zijn verbonden, zoals het stemrecht op de algemene vergadering, worden deze uitgeoefend overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Dividenden die uitgekeerd worden zonder in te teren op het kapitaal, behoren aan de vruchtgebruiker toe.
Uitzonderlijke opbrengsten die aan het financieel instrument toekomen, zoals de premie die toegekend wordt bij een inkoop van eigen aandelen, worden geïnd door de vruchtgebruiker. Deze maken deel uit van zijn restitutieplicht bij het einde van het vruchtgebruik.
Art. 3.164. Vruchtgebruik op schuldvorderingen
De vruchtgebruiker kan in en buiten rechte nakoming vorderen van de opeisbare schuldvorderingen en de betaling in ontvangst nemen. De blote eigenaar mag slechts de schuldvordering uitoefenen of de betaling innen indien hij daartoe toestemming heeft verkregen van de vruchtgebruiker of, bij gebreke daarvan, machtiging heeft bekomen van de rechtbank.
Indien de vruchtgebruiker met toepassing van het eerste lid een geldsom ontvangt, oefent hij zijn vruchtgebruik uit in overeenstemming met de artikelen 3.148 en 3.162.
Art. 3.165. Vruchtgebruik op een geheel van goederen
Indien het vruchtgebruik betrekking heeft op een bepaald geheel van goederen kan de vruchtgebruiker over de afzonderlijke goederen uit dat geheel beschikken indien dat kadert in het goede beheer van het geheel en op voorwaarde dat de goederen die ervoor in de plaats komen opnieuw tot het geheel worden bestemd.
De gebeurlijke meerwaarde die het geheel bij de restitutie zou blijken te hebben ondergaan, komt aan de vruchtgebruiker dan wel aan de blote eigenaar toe met toepassing van de ongerechtvaardigde verrijking.
Art. 3.166. Vruchtgebruik op intellectuele rechten
Het vruchtgebruik met betrekking tot een intellectueel eigendomsrecht verleent aan de vruchtgebruiker het recht op normale uitbating hiervan. In dat kader kan de vruchtgebruiker alleen contracten sluiten voor zover de betaling van de vergoeding is gespreid over de totale duur van het contract. Anders is de toestemming van de blote eigenaar vereist.
Bij het einde van het vruchtgebruik blijven de contracten die uitsluitend door de vruchtgebruiker zijn afgesloten, hun uitwerking behouden, onverminderd het recht van de blote eigenaar om ze te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie jaar.
Tenzij de morele rechten toebehoren aan een derde, moeten zij worden uitgeoefend in akkoord tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar; indien geen overeenstemming kan worden bereikt, richt de meest gerede partij zich tot de rechter.
Hierna volgen de regels met betrekking tot vruchtgebruik in het oud burgerlijk wetboek.
Uittreksel uit het Burgerlijk Wetboek TITEL III. - VRUCHTGEBRUIK, GEBRUIK EN BEWONING.
HOOFDSTUK I. - VRUCHTGEBRUIK.
Art. 578. Vruchtgebruik is het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden.
Art. 579. Vruchtgebruik wordt gevestigd door de wet of door de wil van de mens.
Art. 580. Vruchtgebruik kan worden gevestigd, of zuiver en eenvoudig, of voor een bepaalde tijd, of onder een voorwaarde.
Art. 581. Het kan worden gevestigd op alle soorten van roerende of onroerende goederen.
AFDELING I. - RECHTEN VAN DE VRUCHTGEBRUIKER.
Art. 582. De vruchtgebruiker heeft recht op het genot van alle soorten van vruchten, hetzij natuurlijke vruchten, hetzij vruchten van nijverheid, hetzij burgerlijke vruchten, die door de zaak waarvan hij het vruchtgebruik heeft, kunnen worden voortgebracht.
Art. 583. Natuurlijke vruchten zijn die welke de aarde uit zichzelf voortbrengt. Eveneens zijn natuurlijke vruchten de voortbrengsels van dieren en hun jongen.
Vruchten van nijverheid van een erf zijn die welke men door bebouwing verkrijgt.
Art. 584. Burgerlijke vruchten zijn huishuren, interesten van opeisbare geldsommen, rentetermijnen.
Pachten van landerijen worden eveneens bij de burgerlijke vruchten ingedeeld.
Art. 585. Natuurlijke vruchten en vruchten van nijverheid die bij de aanvang van het vruchtgebruik nog tak- of wortelvast zijn, behoren de vruchtgebruiker toe.
Die welke zich bij het eindigen van het vruchtgebruik in dezelfde toestand bevinden, behoren de eigenaar toe, zonder dat, van de ene of van de andere zijde, vergoeding verschuldigd is voor de bewerking en het zaad, maar ook onverminderd het gedeelte van de vruchten dat de deelpachter mocht toekomen, indien er bij het begin of bij het einde van het vruchtgebruik een deelpachter was.
Art. 586. Burgerlijke vruchten worden geacht van dag tot dag te worden verkregen en behoren de vruchtgebruiker toe, naar evenredigheid van de duur van zijn vruchtgebruik. Deze regel geldt zowel voor pachten van landerijen als voor huishuren en andere burgerlijke vruchten.
Art. 587. Indien aan het vruchtgebruik zaken zijn onderworpen die men niet kan gebruiken zonder ze te verbruiken, zoals geld, graan of drank, dan heeft de vruchtgebruiker het recht ze te gebruiken, onder verplichting echter om bij het einde van het vruchtgebruik een gelijke hoeveelheid zaken van dezelfde hoedanigheid en waarde, of de geschatte waarde (op het ogenblik van de teruggave), terug te geven. <W
2008-04-23/33, art. 2, 005;
Inwerkingtreding : 26-06-2008>
Art. 588. Het vruchtgebruik van een lijfrente geeft eveneens aan de vruchtgebruiker, tijdens de duur van zijn vruchtgebruik, het recht op de rentetermijnen te ontvangen, zonder dat hij tot enige teruggave is gehouden.
Art. 589. Indien aan het vruchtgebruik zaken zijn onderworpen die, zonder dadelijk verbruikt te worden, allengs door het gebruik verslijten, zoals linnen of huisraad, dan heeft de vruchtgebruiker het recht zich van die zaken te bedienen voor het gebruik waarvoor zij bestemd zijn, en is hij slechts gehouden ze bij het einde van het vruchtgebruik terug te geven in de staat waarin zij zich bevinden, voor zover zij niet door zijn kwade trouw of zijn schuld schade hebben geleden.
Art. 590. Indien aan het vruchtgebruik schaarbossen zijn onderworpen, moet de vruchtgebruiker de orde en de hoeveelheid van de kappingen in acht nemen, overeenkomstig de bedrijfsregeling of het vaste gebruik van de eigenaars, zonder vergoeding echter voor de vruchtgebruiker of voor zijn erfgenamen wegens de gewone kappingen van schaarhout, van uitgespaard hout of van stamhout, die hij gedurende zijn vruchtgebruik niet zou hebben gedaan.
Bomen die men uit een kwekerij kan trekken zonder deze te beschadigen, behoren ook tot het vruchtgebruik, maar alleen onder verplichting voor de vruchtgebruiker om zich, wat betreft de vervanging, naar de plaatselijke gebruiken te gedragen.
Art. 591. Verder heeft de vruchtgebruiker, steeds met inachtneming van de tijdstippen en het gebruik van de vorige eigenaars, het genot van de partijen bos van hoogstammig hout die waren onderworpen aan geregelde kappingen, hetzij deze op gezette tijden gedaan worden over een zekere uitgestrektheid grond, ofwel bestaan uit een zekere hoeveelheid bomen, zonder onderscheid over de gehele uitgestrektheid van het eigendom genomen.
Art. 592. In alle andere gevallen moet de vruchtgebruiker de hoogstammige bomen onaangeroerd laten; hij mag alleen de bij ongeval uitgerukte of afgebroken bomen gebruiken om de herstellingen te doen waartoe hij gehouden is; te dien einde mag hij zelfs bomen laten omhakken, indien het nodig is, doch onder verplichting om samen met de eigenaar de noodzakelijkheid daarvan te doen vaststellen.
Art. 593. Hij mag uit de bossen staken nemen voor de wijngaarden; hij mag ook van de bomen nemen hetgeen zij jaarlijks of op gezette tijden voortbrengen; een en ander met inachtneming van het gebruik van het gewest of de gewoonte van de eigenaars.
Art. 594. Dode fruitbomen, alsook fruitbomen die bij ongeval zijn uitgerukt of afgebroken, behoren de vruchtgebruiker toe, onder verplichting om ze door andere te vervangen.
Art. 595. <W 14-07-1976, art. IV, 7> De vruchtgebruiker kan persoonlijk de vruchten genieten, hij kan verpachten, of zelfs zijn recht verkopen of afstaan om niet.
Verhuring door de vruchtgebruiker alleen voor langer dan negen jaren is, ingeval het vruchtgebruik ophoudt, ten aanzien van de blote eigenaar slechts verbindend voor de tijd die nog overblijft hetzij van de eerste periode van negen jaren, indien partijen zich nog daarin bevinden, hetzij van de tweede periode, en zo verder, op zulke wijze dat de huurder enkel recht heeft op het genot gedurende de gehele periode van negen jaren, waarin hij zich bevindt.
Verhuring voor negen jaren of minder, door de vruchtgebruiker toegestaan of vernieuwd, meer dan drie jaren voor het eindigen van de lopende huur wanneer het landeigendommen betreft, en meer dan twee jaar voor hetzelfde tijdstip wanneer het huizen betreft, heeft geen gevolg, tenzij de uitvoering voor het einde van het vruchtgebruik begonnen is.
Art. 596. De vruchtgebruiker heeft het genot van de vermeerdering die het goed waarvan hij het vruchtgebruik heeft, door aanspoeling verkrijgt.
Art. 597. Hij geniet de rechten van erfdienstbaarheid, van overgang en, in het algemeen, alle rechten waarvan de eigenaar het genot kan hebben, en hij heeft dit genot zoals de eigenaar zelf.
Art. 598. Hij heeft ook, op dezelfde wijze als de eigenaar, het genot van de mijnen en groeven die reeds bij de aanvang van het vruchtgebruik in ontginning zijn; indien het echter een ontginning betreft die niet kan geschieden zonder een concessie, kan de vruchtgebruiker daarvan het genot niet hebben dan nadat de Koning hem daartoe verlof heeft verleend.
Hij heeft geen recht op nog niet geopende mijnen en groeven, noch op veenderijen waarvan de ontginning nog niet is begonnen, noch op een schat die gedurende het vruchtgebruik mocht worden gevonden.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 598. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
Hij heeft ook, op dezelfde wijze als de eigenaar, het genot van de mijnen en groeven die reeds bij de aanvang van het vruchtgebruik in ontginning zijn; indien het echter een ontginning betreft die niet kan geschieden zonder een concessie, kan de vruchtgebruiker daarvan het genot niet hebben dan nadat de Koning hem daartoe verlof heeft verleend.
Hij heeft geen recht op nog niet geopende mijnen en groeven, noch op veenderijen waarvan de ontginning nog niet is begonnen, noch op een schat die gedurende het vruchtgebruik mocht worden gevonden.
(In ontginningsgebieden kan het vruchtgebruik slechts worden gevestigd voor een bepaalde tijd die eindigt bij het verlenen van een ontginningsmachtiging, zoals bedoeld in het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen.) <DVR 2003-04-04/13, art. 32, 003;
Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Art. 599. De eigenaar mag noch door zijn daad, noch op enige andere wijze aan de rechten van de vruchtgebruiker afbreuk doen.
Zijnerzijds kan de vruchtgebruiker, bij het eindigen van het vruchtgebruik, geen vergoeding vorderen voor verbeteringen die hij zou beweren te hebben aangebracht, al mocht de waarde van de zaak hierdoor zijn vermeerderd.
Evenwel mag hij of mogen zijn erfgenamen de spiegels, schilderijen en andere versieringen die hij heeft doen aanbrengen, wegnemen, onder verplichting om de plaatsen in hun vorige staat te herstellen.
AFDELING II. - VERPLICHTINGEN VAN DE VRUCHTGEBRUIKER.
Art. 600. De vruchtgebruiker neemt de zaken in de staat waarin zij zich bevinden; hij kan echter in het genot daarvan niet treden dan nadat hij, in tegenwoordigheid van de eigenaar of deze behoorlijk opgeroepen zijnde, een boedelbeschrijving van de roerende goederen en een staat van de onroerende goederen die aan het vruchtgebruik onderworpen zijn, heeft doen opmaken.
Art. 601. Hij stelt borg om als een goed huisvader te genieten, tenzij hij van borgstelling is ontslagen door de akte waarbij het vruchtgebruik is gevestigd; ouders die het wettelijk vruchtgebruik hebben van het goed van hun kinderen, en zij die onder voorbehoud van vruchtgebruik hebben verkocht of geschonken, zijn evenwel niet tot borgstelling gehouden.
Art. 602. Indien de vruchtgebruiker geen borg vindt, worden de onroerende goederen verpacht of onder sekwester gesteld;
De onder het vruchtgebruik begrepen geldsommen worden belegd;
De eetwaren worden verkocht en de prijs die zij opbrengen, wordt eveneens belegd;
De interesten van die geldsommen en de pachten behoren in dit geval de vruchtgebruiker toe.
Art. 603. Bij gebreke van borgstelling door de vruchtgebruiker, kan de eigenaar eisen dat de roerende goederen die door het gebruik vergaan, verkocht worden om de prijs daarvan, evenals die van de eetwaren, te beleggen; alsdan heeft de vruchtgebruiker gedurende zijn vruchtgebruik, het genot van de interest; nochtans kan de vruchtgebruiker vorderen en kunnen de rechters naar gelang van de omstandigheden bevelen, dat hem een gedeelte van de roerende goederen die tot zijn gebruik noodzakelijk zijn, zal worden gelaten, onder een door hem onder eed gedane belofte en onder verplichting om deze goederen bij het tenietgaan van het vruchtgebruik weer op te leveren.
Art. 604. Door de vertraging in het stellen van een borg worden de vruchtgebruiker de vruchten waarop hij kan recht hebben, niet ontnomen; deze zijn hem verschuldigd vanaf het ogenblik waarop het vruchtgebruik begonnen is.
Art. 605. De vruchtgebruiker is slechts verplicht de herstellingen tot onderhoud te doen.
De grove herstellingen blijven ten laste van de eigenaar, behalve indien zij veroorzaakt zijn door het verzuimen van herstellingen tot onderhoud sinds de aanvang van het vruchtgebruik; in welk geval de vruchtgebruiker ook daartoe verplicht is.
Art. 606. Grove herstellingen zijn die van zware muren en van gewelven, de vernieuwing van balken en van gehele daken;
Eveneens de vernieuwing van dijken en van steun- en afsluitingsmuren in hun geheel.
Alle andere herstellingen zijn herstellingen tot onderhoud.
Art. 607. Noch de eigenaar, noch de vruchtgebruiker is gehouden hetgeen door ouderdom ingestort of door toeval vernield is, opnieuw te doen opbouwen.
Art. 608. De vruchtgebruiker is, gedurende zijn genot, gehouden alle jaarlijkse lasten van het erf te dragen, zoals belastingen en andere die volgens het gebruik als lasten van de vruchten worden beschouwd.
Art. 609. Wat de lasten betreft waarmee het eigendom gedurende het vruchtgebruik kan worden bezwaard, dragen vruchtgebruiker en eigenaar daartoe bij als volgt :
De eigenaar is verplicht deze te betalen en de vruchtgebruiker wordt hem de interest daarvan schuldig.
Indien de vruchtgebruiker de lasten voorgeschoten heeft, kan hij, bij het eindigen van het vruchtgebruik, het kapitaal terugvorderen.
Art. 610. Het door een erflater gemaakte legaat van een lijfrente of van een uitkering tot onderhoud moet door de algemene legataris van het vruchtgebruik voldaan worden voor het geheel, en door de legataris onder algemene titel van het vruchtgebruik, naar evenredigheid van zijn genot, zonder dat zij op enige terugvordering aanspraak kunnen maken.
Art. 611. De vruchtgebruiker onder bijzondere titel is niet gehouden tot betaling van de schulden waarvoor het erf met hypotheek is bezwaard; indien hij wordt genoodzaakt deze te betalen, heeft hij zijn verhaal op de eigenaar, behoudens hetgeen bepaald is bij artikel 1020, in de titel Schenkingen onder de levenden en testamenten.
Art. 612. De algemene vruchtgebruiker of de vruchtgebruiker onder algemene titel moet met de eigenaar in de betaling van de schulden bijdragen als volgt :
Men schat de waarde van het erf dat aan het vruchtgebruik is onderworpen; men bepaalt vervolgens, naar evenredigheid van deze waarde, de bijdrage in de schulden.
Indien de vruchtgebruiker de som waarvoor het erf moet bijdragen, wil voorschieten, wordt hem, bij het eindigen van het vruchtgebruik, het kapitaal zonder enig interest teruggegeven.
Indien de vruchtgebruiker dit voorschot niet wil doen, heeft de eigenaar de keus om, ofwel deze som te betalen, in welk geval de vruchtgebruiker hem de interest daarvan gedurende het vruchtgebruik schuldig wordt, ofwel een gedeelte van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen tot het verschuldigde bedrag te doen verkopen.
Art. 613. De vruchtgebruiker is alleen gehouden tot de kosten van rechtsgedingen die het genot betreffen, en tot het voldoen aan de overige veroordelingen waartoe die gedingen aanleiding kunnen geven.
Art. 614. Wanneer een derde persoon zich gedurende het vruchtgebruik schuldig maakt aan enige bezitsaanmatiging op het erf, of de rechten van de eigenaar op andere wijze krenkt, is de vruchtgebruiker gehouden hem daarvan kennis te geven; bij gebreke hiervan, is hij aansprakelijk voor iedere schade die daaruit voor de eigenaar kan ontstaan, op dezelfde wijze als hij het zou zijn voor beschadigingen door hem zelf veroorzaakt.
Art. 615. Wanneer het vruchtgebruik slechts op één dier is gevestigd en dit buiten de schuld van de vruchtgebruiker komt te sterven, is deze niet verplicht een ander in de plaats te geven, noch de geschatte waarde ervan te betalen.
Art. 616. Wanneer een kudde waarop vruchtgebruik is gevestigd, door ongeval of ziekte en buiten de schuld van de vruchtgebruiker geheel teniet gaat, moet deze aan de eigenaar alleen de huiden of de waarde ervan verantwoorden.
Wanneer de kudde niet geheel teniet gaat, is de vruchtgebruiker gehouden het getal der gestorven dieren uit de jongen te vervangen.
AFDELING III. - HOE VRUCHTGEBRUIK EINDIGT.
Art. 617. Vruchtgebruik eindigt :
Door de (...) dood van de vruchtgebruiker;
Door het verstrijken van de tijd waarvoor het is verleend; <W 15-12-1949, art. 28>
Door vermenging of vereniging van de beide hoedanigheden van vruchtgebruiker en van eigenaar in dezelfde persoon;
Door het niet uitoefenen van het recht gedurende dertig jaren;
Door het geheel tenietgaan van de zaak waarop het vruchtgebruik is gevestigd.
Art. 618. Vruchtgebruik kan ook eindigen door het misbruik dat de vruchtgebruiker maakt van zijn genot, hetzij door het erf te beschadigen, hetzij door het bij gebrek aan onderhoud te laten vervallen.
De schuldeisers van de vruchtgebruiker kunnen in de geschillen tussenkomen, tot behoud van hun rechten; zij kunnen herstel van de gepleegde beschadigingen en waarborgen voor de toekomst aanbieden.
De rechters kunnen, al naar de ernst van de omstandigheden, hetzij het gehele verval van het recht van vruchtgebruik uitspreken, hetzij bevelen dat de eigenaar niet opnieuw in het genot zal treden van de zaak waarop het vruchtgebruik gevestigd is, dan onder verplichting om aan de vruchtgebruiker of aan zijn rechthebbenden jaarlijks een bepaalde som te betalen, tot op het ogenblik waarop het vruchtgebruik had moeten eindigen.
Art. 619. Vruchtgebruik dat aan andere dan aan bijzondere personen wordt verleend, duurt slechts dertig jaren.
Art. 620. Vruchtgebruik verleend totdat een derde persoon een bepaalde leeftijd zal hebben bereikt, blijft tot dan voortduren, al is de derde persoon voor de gestelde leeftijd overleden.
Art. 621. De verkoop van de aan vruchtgebruik onderworpen zaak wijzigt geenszins het recht van de vruchtgebruiker; hij behoudt het genot van zijn vruchtgebruik, indien hij daarvan niet uitdrukkelijk afstand heeft gedaan.
Art. 622. De schuldeisers van de vruchtgebruiker kunnen de afstand doen vernietigen, die deze tot hun nadeel mocht hebben gedaan.
Art. 623. Wanneer slechts een gedeelte van de aan vruchtgebruik onderworpen zaak teniet gaat, blijft het vruchtgebruik bestaan op hetgeen over is.
Art. 624. Wanneer het vruchtgebruik slechts op een gebouw is gevestigd en dit gebouw door brand of door een ander ongeval vernield wordt of door ouderdom instort, heeft de vruchtgebruiker geen recht van genot op de grond of op de materialen.
Wanneer het vruchtgebruik was gevestigd op een erf waarvan het gebouw deel uitmaakte, heeft de vruchtgebruiker het genot van de grond en van de materialen.
Art. 624/1.[
1 Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, wordt de gekapitaliseerde waarde van een levenslang vruchtgebruik of een blote eigendom bezwaard met een levenslang vruchtgebruik berekend overeenkomstig artikel 745sexies, § 3.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-22/09, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 04-02-2015, tien dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de omzettingstabellen bedoeld in artikel 3, 1°>