Wie dient de kosten van onderhoud en herstelling te dragen bij vruchtgebruik?
Welke kosten worden gedragen door de naakte eigenaar en welke kosten door de vruchtgebruiker?
Artikel 605 van het Burgerlijk Wetboek zegt dat de vruchtgebruiker slechts verplicht is ,,herstellingen tot onderhoud'' te doen. ,,De grove herstellingen zijn ten laste van de naakte eigenaar, tenware ze veroorzaakt zijn door het verzuimen van herstellingen tot onderhoud sinds de aanvang van het vruchtgebruik, in welk geval de vruchtgebruiker ook daartoe verplicht is.''
Wat zijn ,,grove herstellingen''?
Artikel 606 van het burgerlijk wetboek stelt dat hieronder begrepen wordt :
"herstellingen van zware muren en gewelven, de vernieuwing van balken en van gehele daken, de vernieuwing van dijken en van steun- en afsluitingsmuren in hun geheel.' Alle andere herstellingen zijn herstellingen tot onderhoud".
Aan de oude definitie van het begrip “grove herstellingen” zoals die in het Burgerlijke Wetboek (artikel 605 BW) is opgenomen, werd door het Hof van Cassatie een ruimere invulling gegeven. Het gaat volgens het Hof om “de vernieuwings- en verbouwingswerken met het oog op de algemene stevigheid en de instandhouding van het gehele gebouw, die werkelijk een uitzondering zijn in het bestaan zelf van de eigendom en waarvan de kosten normaal van het kapitaal worden afgenomen”.
Grove herstellingen zijn grove vernieuwings- en verbouwingswerken met het oog op de algemene stevigheid en de instandhouding van het gehele gebouw die werkelijk een uitzondering zijn in het bestaan zelf van de eigendom en waarvan de kosten normaal van het kapitaal worden genomen (Cass., 22 januari 1970, T.P.R., 2001, 1060).
Op basis van deze cassatierechtspraak wordt soms geargumenteerd dat het vervangen van centrale verwarming (alsook de vervanging van de elektriciteitsvoorzieningen) wanneer deze defect is ten laste is van de naakte eigenaar.
Zo stelt de rechtspraak dat de noodzakelijke vernieuwing van een centrale verwarming een werk is dat de algemene stevigheid en de instandhouding van het gehele gebouw op het oog heeft en werkelijk een uitzondering is in het bestaan zelf van de eigendom. Dus dat is voor rekening van de blote eigenaar. De herstellingswerken aan het plat dak (roofing) en de vervanging van een aantal pannen of leien zijn dan weer geen grove herstellingen. Die moeten door de vruchtgebruiker betaald worden.
Als de vruchtgebruiker deze werken toch financiert, heeft hij recht op een compensatie op vervaldag van de vruchtgebruik overeenkomst.
De bepalingen van artikel 605 en 606 burgerlijk wetboek dateren van 1804. Het hoeft weinig verbeelding dat de woningen en in het bijzonder de woningkwaliteitsnormen er in 1804 flink anders uitzagen dan in 2020. Ook vele andere uit die tijd daterende wetsbepalingen moeten naar de geest ervan worden toegepast in de huidige tijd.
In een cassatiearrest van 22 januari 1970 besliste het Hof van Cassatie dat de wetgever geen rekening heeft kunnen houden met het aanbrengen aan woonhuizen van nieuwe inrichtingen die aan de eisen van comfort en efficiëntie van het moderne leven beantwoorden. Daarom oordeelt het Hof van Cassatie dat het aan de feitenrechter is om te beoordelen of bepaalde werken of inrichtingen kunnen worden gelijkgesteld met de grove herstellingen waarvan sprake in de artt. 605 en 606 BW, met toepassing van deze bepalingen, maar overeenkomstig de geest ervan (Cass. 22 januari 1970, Pas. 1970, I, 428, Arr.Cass. 1970, 460, noot, RW 1969-70, 1535, RCJB 1971, 463, noot J. Hansenne).
De in hetzelfde arrest bevestigde cassatierechtspraak dat de in art. 606 BW gegeven opsomming limitatief moet worden geïnterpreteerd, geldt enkel als het gaat om de klassieke onderdelen van woongebouwen (vgl. C. Willemot, “De opsplitsing van de lasten tussen de vruchtgebruikster en de blote eigenaar”, T.Vred. 2019, 507).
Isolatiewerken en werken ter bestrijding van vocht zijn wel degelijk grove herstellingen die ten laste zijn van de blote eigenaar, omdat deze werken voortvloeien uit de constructiewijze van het gebouw (Rb. Brussel 9 augustus 2007, TBBR 2009, 125; Rb. Antwerpen 26 juni 2015, Fisc.Koer. 2015 (weergave W. Defoor), afl. 13, 725). Isolatiewerken waren in 1804 niet gekend. Art. 606 BW moet worden geïnterpreteerd in functie van de actuele bouwnormen en in het bijzonder ook in overeenstemming met de hedendaagse woningkwaliteitsnormen (C. Willemot, “De opsplitsing van de lasten tussen de vruchtgebruikster en de blote eigenaar”, T.Vred. 2019, 506), die zelfs van openbare orde zijn. Vandaag de dag moeten woningen op constructief vlak voldoen aan een aantal basisvoorwaarden. Dat is o.m. het geval wat betreft de isolatie van de woningen. Evident moet de bouwconstructie vrij zijn van waterlekken of vochtinsijpeling.
Samengevat lopen de verplichtingen van de vruchtgebruiker gelijk met deze van de huurder al is de verplichting van de vruchtgebruiker zwaarder. De vruchtgebruiker dient ook steeds het bewijs te kunnen leveren dat de eigendom goed onderhouden wordt, bij gebreke waaraan ook de grove herstellingen te zijne laste komen.
Nieuwe wettelijke Bepaling in het NBW:
Art. 3.153. Onderhoudsherstellingen
De vruchtgebruiker is ertoe gehouden om onderhoudsherstellingen ten aanzien van het goed te verrichten die, op korte of lange termijn, nodig zijn om de waarde van het goed te vrijwaren, onder voorbehoud van normale slijtage, ouderdom of overmacht.
Art. 3.154. Grove herstellingen
§ 1. Grove herstellingen zijn herstellingen die betrekking hebben op de structuur van het goed of van zijn inherente bestanddelen of waarvan de kosten manifest de vruchten van het goed te boven gaan.
§ 2. De blote eigenaar moet deze herstellingen uitvoeren na overleg met de vruchtgebruiker. Deze laatste kan hiervoor geen aanspraak maken op een gebruiksvergoeding.
In afwijking op het eerste lid, is de blote eigenaar noch gehouden tot de grove herstellingen die betrekking hebben op de bouwwerken en beplantingen die de vruchtgebruiker zelf heeft aangebracht, noch tot de herstellingen die uitsluitend aan de vruchtgebruiker te wijten zijn.
§ 3. De blote eigenaar die de grove herstellingen uitvoert, kan van de vruchtgebruiker eisen dat hij proportioneel bijdraagt in de kosten van deze herstellingen. Deze bijdrage wordt bepaald in verhouding tot de waarde van het vruchtgebruik tegenover de waarde van de volle eigendom, berekend overeenkomstig artikel 745sexies, § 3, van het oude Burgerlijk Wetboek.