Artikel 1. Deze wet is van toepassing op de hierna opgesomde werken :
1° De grondwerken, daaronder begrepen de werken voor het boren, diepboren, uitgraven van putten en draineren;
2° De funderingswerken, daaronder begrepen heipalen, paalplanken en werken tot versteviging van de grond door alle stelsels;
3° De werken aan wegen, fietspaden, voeging van bestrating en aanlegging van verkeerssignalen;
4° De metsel- en betonwerken, daaronder begrepen het metselen van ketels, nijverheidsovens en ander dergelijke werken, het aanleggen van riolen en bouwen van fabrieksschoorstenen en het plaatsen van geprefabriceerde elementen;
5° De slopings- en effeningswerken;
6° De werken voor het bestrijken met asfalt en aardpek;
7° De tegel- en mozaïekvloering en alle andere werken voor muur- en grondbedekking, hout uitgezonderd;
8° Het stukadoors- en pleisterwerk;
9° Het voegwerk;
10° Het stuc- en staffwerk;
11° De thermische en acoustische isoleringswerken;
12° De werken voor het bedekken van gebouwen;
13° De timmerwerken, uitgezonderd het monteren van metalen gebinten;
14° De glazenmakerij, het plaatsen van spiegels en van gebrande glasramen;
15° Het schilder-, decoratie- en behangerswerk;
16° De marmerbewerking, voor zover zij niet ressorteert onder het Nationaal Paritair Comité van de groefbedrijven en voor zover het geen bewerkingen in groeven en fabrieken geldt;
17° De werken voor het aanleggen van verwarming, verluchting en luchtverversing;
18° De werken voor sanitaire inrichtingen, de inrichtingen voor waterzuivering inbegrepen;
19° De werken voor het plaatsen van stellingen;
(20° De werken voor het aanleggen, inplanten en onderhouden van wegbermen, speel- en sportpleinen, vliegpleinen, parken en tuinen;) <KBN5 23-10-1978, art. 19.>
21° De werken voor het aanleggen van allerlei ondergrondse leidingen en inzonderheid van watervoorziening, elektrische kabels, enz.;
22° Het plaatsen van alle houten voorwerpen;
23° De werken voor het houwen van steen, uitgenomen die welke onder de bevoegdheid van het Nationaal Paritair Comité van de groefbedrijven vallen;
24° De werken voor het aanleggen en herstellen van elektrische leidingen en installaties in het bouwbedrijf.(25° De metaalbouwwerken in het bouwbedrijf.) <KBN5 23-10-1978, art. 20.>
Art. 2. Op voorstel of na advies van de Centrale Raad voor het bedrijfsleven van het Nationaal Paritair Comité van het bouwbedrijf en van de Bedrijfsraad van het bouwbedrijf, kan de Koning sommige werken van de in artikel 1 vermelde lijst weglaten of die lijst aanvullen met andere werken die onder de bevoegdheid van het Nationaal Paritair Comité van het bouwbedrijf vallen.
Het besluit moet met redenen omkleed zijn, wanneer van die voorstellen of adviezen afgeweken wordt.
De geraadpleegde organismen beschikken over een termijn van twee maanden om hun advies uit te brengen. Na het verstrijken van die termijn, is het advies niet meer vereist.
Art. 3. Deze wet is niet van toepassing op :
1° De werken uitgevoerd door de meester van het werk zelf, alleen of slechts bijgestaan door zijn echtgenote of bloed- of aanverwanten tot en met de 4° graad;
2° De gelegenheidswerken die uitgevoerd worden met een medewerking welke verleend wordt om niet hetzij als onderlinge hulp bij het bouwen, het verbeteren of het onderhoud van de eigen woning, hetzij uit sociaal dienstbetoon;
3° De gelegenheidswerken van huishoudelijke aard, waarvan de waarde, duur en herhaling de door de Koning vast te stellen maxima niet overschrijden;
4° De werken die als bijkomende bedrijvigheid worden uitgevoerd in een onderneming waarvan de hoofdzakelijke bedrijvigheid niet bestaat in de onder het eerste artikel van deze wet genoemde werken, voor zover zij door het personeel van die onderneming worden uitgevoerd (en het geen werken betreft voor rekening van derden;) <KBN5 23-10-1978, art. 21.>5° de prestaties die door de zelfstandige arbeider alleen of bijgestaan door gezinsleden-helpers verricht worden, zo hij ingeschreven is in het handels- of ambachtsregister als aannemer of zich als zodanig aan het publiek voorstelt door middel van een uithangbord, van publiciteit of op een andere wijze.
Art. 4. De werken waarop deze wet van toepassing is mogen niet uitgevoerd worden :
1° voor zeven uur en na achttien uur;
2° 's zaterdags of gedurende het gedeelte van de zaterdag tijdens hetwelk, door of krachtens de wet of bij toepassing van een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde (in het paritair comité gesloten collectieve arbeidsovereenkomst) aan de werknemers van de bouwnijverheid of van een tak ervan rust is toegestaan; <KB 01-03-1971, art. 11>
3° 's zondags;
4° op een feestdag of een dag ter vervanging voor de welke belanghebbende zijn loon ontvangt bij toepassing of krachtens (de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.) <KBN5 23-10-1978, art. 22.>
Art. 4bis. <KBN5 23-10-1978, art. 23> Indien de werkgever geen arbeidsreglement ter beschikking heeft op de plaats waar de bouwwerken uitgevoerd worden dan worden de tijdsgrenzen vermeld in artikel 4, 1°, vervangen door de tijdsgrenzen die de Koning bepaalt.
Art. 5. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de afwijkende bepalingen, vervat in de wetten en besluiten betreffende de arbeidsduur en de rustdagen.
Wanneer bij toepassing van deze afwijkende bepalingen het werk wordt uitgevoerd buiten de in artikel 4 gestelde perken, moet de Minister tot wiens bevoegdheid de arbeid behoort, op de hoogte worden gebracht op de wijze en binnen de termijn door de Koning vastgesteld, tenzij het een in het (arbeidsreglement) voorziene arbeidsregeling betreft. <KBN5 23-10-1978, art. 24, § 1>
(De werkgever die geen arbeidsreglement ter beschikking heeft op de plaats waar de werken worden uitgevoerd waarop deze wet van toepassing is, kan de afwijkingen bedoeld in het eerste lid niet inroepen.) <KBN5 23-10-1978, art. 24, § 2.>
Art. 6.[
1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]
1 ----------
(
1)<W
2010-06-06/06, art. 42, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 7.[
1 opgeheven]
1 ----------
(
1)<W
2010-06-06/06, art. 109, 15°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 8.[
1 opgeheven]
1 ----------
(
1)<W
2010-06-06/06, art. 109, 15°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 9.[
1 opgeheven]
1 ----------
(
1)<W
2010-06-06/06, art. 109, 15°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 10.[
1 opgeheven]
1 ----------
(
1)<W
2010-06-06/06, art. 109, 15°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 11.[
1 opgeheven]
1 ----------
(
1)<W
2010-06-06/06, art. 109, 15°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2011>