Het eerlijke karakter van het proces kan in het gedrang komen wanneer de bewijsgaring in haar geheel is geschied in omstandigheden die doen twijfelen aan de betrouwbaarheid van het verkregen bewijs omdat er twijfel bestaat over de onpartijdigheid van een gerechtsdeskundige wiens bevindingen van belang zijn voor de beoordeling van het geschil. De vrees voor een partijdige bewijsgaring moet evenwel objectief gerechtvaardigd zijn. Daarvoor is niet vereist dat het bewijs wordt geleverd dat de gerechtsdeskundige effectief partijdig heeft gehandeld, maar de rechter moet wel vaststellen dat er objectieve redenen voorhanden zijn die bij de partijen de gewettigde vrees doen ontstaan dat dit het geval geweest is Cass.20/10/2018, RW 2018-2019, 1420.
Iedere deskundige die weet dat er enige reden van wraking tegen hem bestaat, is ertoe gehouden zulks onverwijld aan de partijen mee te delen en zich van de zaak te onthouden indien de partijen hem geen vrijstelling verlenen.
De wraking die partijen kiezen is enkel mogelijk voor feiten die gekend zijn sinds de aanwijzing van de deskundige.
Na de installatievergadering, of, bij gebreke daarvan, na aanvang van de werkzaamheden van de deskundige, mag geen wraking meer worden voorgedragen tenzij de partij eerst nadien kennis heeft gekregen van de wrakingsgronden.Na neerlegging van het deskundig verslag is hoe dan ook geen wraking meer mogelijk.
De partij die tot wraking van de deskundige wil overgaan moet de middelen van wraking vermelden in een verzoekschrift aan de rechter die de deskundige heeft aangewezen, tenzij deze zich zonder formaliteiten onthoudt. De middelen tot wraking omvat de feiten die aan de grondslag ligt van de wraking en de motivering. Bewijsmiddelen dienen pas geleverd wanneer de deskundige de wraking betwist.
Dit verzoekschrift moet worden ingediend binnen acht dagen nadat de partij kennis heeft gekregen van de redenen van de wraking. De wrakig kan niet middels een conclusie worden geëist. Gezien er onenigheid bestaat of dit verzoekschrift een eenzijdig verzoekschrift dan wel een verzoekschrift op tegenspraak betreft wordt best voldaan aan beide formalismen. De partij die tot wraking overgaat heeft niet de bewijslast met betrekking tot de termijn van 8 dagen. De bewijslast dat deze termijn niet gerespecteerd wordt rust bij de tegenpartij, waartoe deze alle middelen van recht mag aanwenden.Overigens staat op het niet respecteren van de termijn geen sanctie, weze het dat de wraking hoe dan ook binnen een korte termijn na de ontdekking dient geuit.
De griffier zendt bij gerechtsbrief een eensluidend afschrift van de akte van wraking aan de gewraakte deskundige; tevens bericht hij hem dat hij binnen acht dagen moet verklaren of hij in de wraking berust dan wel of hij ze betwist.
De wraking wordt toegestaan, indien de deskundige erin berust of ze onbeantwoord laat; wanneer de deskundige de wraking betwist, doet de rechter uitspraak, nadat hij de partijen en de deskundige in raadkamer heeft gehoord.
Wordt de wraking verworpen, dan kan de partij die ze heeft voorgedragen, veroordeeld worden tot schadevergoeding jegens de deskundige indien deze dit vordert; in dit laatste geval echter kan hij geen deskundige blijven in de zaak.
In het geval de deskundige in de wraking berust odf indien de wraking wordt toegestaan wijst de rechter ambtshalve de nieuwe deskundige aan, tenzij de partijen op het ogenblik van het vonnis overeengekomen zijn over de keuze van een deskundige. De rechter kan evenwel van de keuze van de partijen afwijken bij een met redenen omklede beslissing.
De deskundigen kunnen worden gewraakt om dezelfde redenen als de rechters. Deze redenen zijn art. 828 Ger. W.:
1° wegens wettige verdenking;
2° indien de rechter of zijn echtgenoot persoonlijk belang bij het geschil heeft;
3° indien de rechter of zijn echtgenoot bloed- of aanverwant van de partijen of van een hunner in de rechte lijn is, ..., of in de zijlijn tot in de vierde graad, of indien de rechter bloed- of aanverwant in de voormelde graad is van de echtgenoot van een der partijen;
4° indien de rechter, zijn echtgenoot, hun bloed- of aanverwanten in de opgaande en de nederdalende lijn, een geschil hebben over een gelijksoortige aangelegenheid als waarover de partijen in geschil zijn;
5° indien in hun naam een geding aanhangig is voor een rechtbank waarin een van de partijen rechter is; indien zij schuldeiser of schuldenaar van een der partijen zijn;
6° indien een crimineel geding is gevoerd tussen hen en een van de partijen, of hun echtgenoten, bloed- of aanverwanten in de rechte lijn;
7° indien er een burgerlijk geding hangende is tussen de rechter, zijn echtgenoot, hun bloedverwanten in de opgaande en de nederdalende lijn of hun aanverwanten in dezelfde lijn, en een van de partijen, en dat geding, indien het door de partij is ingesteld, begonnen is vóór het geding waarin de wraking wordt voorgedragen; indien dat geding, ingeval het afgehandeld is, binnen zes maanden vóór de wraking afgedaan is;
8° indien de rechter voogd, toeziende voogd of curator, [
1 bewindvoerder]
1, begiftigde of vermoedelijk erfgenaam, meester of vennoot van een der partijen is; indien hij beheerder of commissaris is van enigerlei instelling, vennootschap of vereniging die partij is in het geding; indien een der partijen zijn begiftigde of vermoedelijke erfgenaam is;
9° indien de rechter raad gegeven, gepleit of geschreven heeft over het geschil; indien hij daarvan vroeger kennis heeft genomen als rechter of als scheidsrechter, behalve indien hij in dezelfde aanleg:
1. heeft medegewerkt aan een vonnis of een uitspraak alvorens recht te doen;
2. na uitspraak te hebben gedaan bij verstek, van de zaak kennis neemt op verzet;
3. na uitspraak te hebben gedaan op een voorziening, later van dezelfde zaak kennis neemt in verenigde kamers;
10° indien de rechter heeft deelgenomen aan een vonnis in eerste aanleg en hij van het geschil kennis neemt in hoger beroep;
11° indien hij als getuige is opgetreden; indien hij, sedert de aanvang van het geding, door een partij op haar kosten ontvangen is of geschenken van haar heeft aangenomen;
12° indien er tussen hem en een van de partijen een hoge graad van vijandschap bestaat; indien er zijnerzijds aanrandingen, mondelinge of schriftelijke beledigingen of bedreigingen hebben plaatsgehad sinds de aanleg van het geding of binnen zes maanden vóór de voordracht van de wraking.
13° wegens tegenstrijdigheid van belangen
Deze opsomming is limitatief. Er kunnen dus geen andere gronden van wraking worden ingeroepen.
De mogelijkheid tot wraking betreft enkel de gerechtsdeskundige en niet de technische raadslieden.
Een deskundige moet blijk geven van een voldoende schijn van onpartijdigheid
Toch is de professionele toestand van een magistraat wezenlijk verschillend van deze van een deskundige. Overeenkomstig de artikelen 962 en 986 van het Gerechtelijk Wetboek doen deskundigen vaststellingen, ofwel geven zij een technisch advies zonder dat de rechter verplicht is dit advies te volgen.
De rechter kan immers ook nog (art. 987, eerste lid Ger. W.) een nieuw onderzoek door een andere deskundige (of een college van deskundigen) bevelen, indien hij in het verslag onvoldoende opheldering vindt. De deskundige adviseert, terwijl de zetelende magistraat beslist.
De artikelen 828 en 829 Ger. W. gaan ervan uit dat een rechter geen andere professionele activiteiten uitoefent. De deskundige heeft een andere beroepsbezigheid met bepaalde contacten. De deskundige heeft een andere deontologische code of plichtenleer na te leven.
Een deskundige, onafhankelijk en onpartijdig aangesteld in een vroegere, andere zaak wordt niet ipso facto partijdig bij een nieuwe, onafhankelijke en onpartijdige aanstelling in een nieuwe zaak.
Voor een
modelakte van wraking klik hier