Uittreksel uit het arrest van 25 maart 2014 van het Hof van beroep te Gent, RABG, 2014/19, 1315, noot Koen Hens en Bart Coopman, De onbestaande discretie van fiscale gesprekken in het kader van de minnelijke schikking:
"In fiscale zaken geeft het zwijgrecht aan een belastingsplichtige het recht om onder bepaalde omstandigheden niet in te gaan op verzoeken tot medewerking aan hem gericht door de fiscale administratie op grond van de fiscale wetsbepaling. Het gegeven dat een strafprocedure hangend is, impliceert niet dat de belastingsplichtige zonder meer wordt ontslaan van zijn verplichting om mee te werken aan het fiscale onderzoek.
De belastingsplichtige is nog steeds verplicht om in te gaan op vragen die louter betrekking hebben op de belastingsheffing, zelfs indien dit tot gevolg zou hebben dat een misdrijf kenbaar wordt gemaakt.
De belastingsplichtige kan zich niet beroepen op het zwijgrecht wanneer hem enkel wordt gevraagd om documenten voor te leggen die onbetwistbaar bestaan.
Het kan niet op algemene wijze worden toegestaan dat de belastingsplichtige, zich beroepend op het zwijgrecht, zou weigeren om de boekhouding en de boekhoudkundige stukken voor te leggen (Antwerpen, 20 maart 2012, FJF 2013, afl. 1, 10).
... "Het gegeven dat naar aanleiding van het bewerkstelligen van een minnelijke schikking in de zin van artikel 216bis Sv. onderhandelingen plaatsvinden met de fiscale administratie, heeft niet tot gevolg dat deze onderhandelingen met de fiscus eveneens vertrouwelijk zijn.
Er dient een onderscheid gemaakt tussen het vertrouwelijk overleg met het oog op een minnelijke schikking tussen het parket en de beklaagde enerzijds; en anderzijds het regelmatig gevoerd fiscale onderzoek waartoe de belastingsplichtige vrijwillig zijn medewerking kan verlenen met oog op de vestiging van de juiste belasting."