De bescherming van informanten is bijzonder klein.
De ambtelijke geheimhoudingsplicht verplicht politieambtenaren tot geheimhouding tegenover iedereen die vreemd is aan het strafonderzoek. Maar binnen het strafonderzoek bestaat in beginsel geen geheimhoudingsplicht, behoudens wettelijke uitzonderingen; de op grond van artikel 47decies, § 4, Wetboek van Strafvordering, de artikelen 12 en 13 KB Informantenwerking.
Nog erger is het gesteld wanneer een informant zelf voor de rechtbank dient te verschijnen en aan de rechtbank wil duiden dat hij als informant werd ingeschakeld. In de regel bestaan er geen documenten die bewijzen dat de betrokkene een informant is en wanneer de informant de politeambtenaren waarmee hij in contact trad oproept als getuige kan deze zich op het zwijgrecht beroepen.
IN het onderstaand arrest werd gesteld dat dit zwijgrecht evenwel niet absoluut is en dat de rechter ambtshalve kan of moet, indien hij daartoe door een partij wordt uitgenodigd, concreet onderzoeken of de getuige dit zwijgrecht niet afwendt van zijn wettelijk doel
Dit arrest is baanbrekend gezien het de eerste maal dat het Hof van Cassatie zich uitspreekt over de grenzen van het beroepsgeheim van politieambtenaren m.b.t. informanten zoals bedoeld in artikel 47decies Sv. In een arrest van 6 december 2005, AR P.05.1138.N, AC 2005, nr. 651, velde het hof reeds een belangrijke beslissing in deze materie, maar het handelde zich alsdan niet om een informant maar om een anonieme aangever - zie T.Strafr., 2006/3, nr. 2006/25, 133-134 en L. ARNOU, ย‘Geheim van het onderzoek biedt geen bescherming aan lasteraars.Etienne Schouppe haalt slag thuis bij Cassatieย’, Juristenkrant 2005, afl. 120, 1 en 16. Men raadplege hierover ook H. BERKMOES EN J .DELMULLE, De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Politeia, 2011, 765 ย– 769, nrs. 830 ย– 835. A.W.