Een huiszoeking is de onderzoeksmaatregel waarbij een woning of een besloten lokaal wordt betreden met oog op vaststelling van een misdrijf en het verzamelen van bewijsmateriaal, dan wel de inbeslagname van bepaalde zaken.
Huiszoeking kan gebeuren na toestemming. Indien geen toestemming tot huiszoeking wordt verleend kan de huiszoeking gebeuren:
1. op bevel van de onderzoeksrechter (tussen 05 uur en 21 uur met dien verstande dat een huiszoeking begonnen voor 21 uur mag worden verder gezet)
2. op verzoek van de bewoner van de plaats
3. ingevolge hulpgeroep
4. bij vaststelling op heterdaad
5. Bijzondere gevallen ingevolge de bijzondere wetten zoals inzake douane, drugzaken.
Art. 15 Gw. bepaalt dat de woning onschendbaar is; geen huiszoeking kan plaats hebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft.
Art. 8.1 EVRM bepaalt dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Voor een huiszoeking met toestemming bij een echtpaar of bij samenwonenden moet de toestemming worden bekomen van de beide partners indien zij allebei thuis aanwezig zijn. Indien slechts één van de betrokkenen thuis is of in de mogelijkheid de toestemming te geven of te weigeren, dan is de toestemming van deze voldoende om tot een regelmatige huiszoeking over te gaan.
In de artikelen 1 en lbis van de huiszoekingswet van 7 juni 1969 wordt voorgeschreven dat een huiszoeking in een voor het publiek niet toegankelijke plaats verboden is tenzij onder meer na een schriftelijke en voorafgaande toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de plaats. De persoon die het werkelijk genot heeft van de woning is te beschouwen als het hoofd van het huis of als de persoon die als bewaker van de woning is aangesteld en als zodanig moet worden geacht het hoofd van het huis te vertegenwoordigen.