Samenvatting
Artikel 6 Drugwet bepaalt:
- in het tweede lid: “Van de correctionele straffen bepaald bij de artikelen 2bis, 2quater en 3, blijven vrij de schuldigen die, vóór de vervolging, aan de overheid de identiteit van de daders van de bij die artikelen omschreven misdrijven of, indien de daders niet bekend zijn, het bestaan van die misdrijven hebben onthuld.”
- in het vierde lid: “De in de artikelen 2bis, 2quater en 3 gestelde correctionele straffen worden verminderd in de mate bepaald bij artikel 414, vierde lid, van het Strafwetboek, ten aanzien van de schuldigen die na het begin van de vervolging de identiteit van onbekend gebleven daders aan de overheid hebben onthuld.”
De toepassing van de in het vierde lid vermelde verschoningsgrond vereist dat de onthulling oprecht en volledig is zodat de overheid vervolging kan instellen. Dat houdt in dat de betrokkene alle informatie onthult waarover hij beschikt, zowel met betrekking tot onbekend gebleven daders als met betrekking tot zijn eigen aandeel in het misdrijf. Bovendien moet de betrokkene al die informatie verstrekken voordat ze bekend is aan de overheid.
Preview
uittreksel uit het wetboek van strafvordering: Art. 47decies. § 1. Informantenwerking in de zin van dit wetboek is het onderhouden van regelmatige contacten door een politieambtenaar met een persoon, informant genoemd, waarvan vermoed wordt dat hij nauwe banden heeft met één of meerdere personen, waarvan er ernstige aanwijzingen zijn dat ze strafbare feiten plegen of zouden plegen, en die de politieambtenaar hierover, al dan niet gevraagd, inlichtingen en gegevens verstrekt. Deze politieambtenaar wordt contactambtenaar genoemd. § 2. Binnen de directie, die deel uitmaakt van de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie en die belast is met de opdracht bedoeld in artikel 102, 5°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst ...