In het omgevingsrecht wordt steeds vaker gebruikgemaakt van de techniek van de stilzwijgende beslissing. Wanneer een overheid binnen de voorgeschreven termijn geen uitdrukkelijke beslissing neemt over een vergunningsaanvraag, wordt dit gelijkgesteld met een stilzwijgende weigering. Die termijn heeft het karakter van een vervaltermijn, wat betekent dat na het verstrijken ervan de overheid niet langer bevoegd is om alsnog een beslissing te nemen.
Deze regeling brengt juridische risico’s met zich mee, vooral voor aanvragers die bij gebrek aan communicatie instinctief reageren op een latere, uitdrukkelijke beslissing. Indien deze beslissing na de termijn genomen wordt, is ze in principe zonder rechtsgevolg. Niettemin komt het vaak voor dat beroep wordt aangetekend tegen zo’n laattijdige beslissing, terwijl men de oorspronkelijke — stilzwijgende — weigering onbetwist laat.
Dat kan fatale gevolgen hebben. Wanneer enkel beroep wordt ingesteld tegen de uitdrukkelijke, laattijdige weigering, en niet tegen de stilzwijgende beslissing die van rechtswege tot stand kwam bij het verstrijken van de termijn, kan het beroep onontvankelijk worden verklaard. Zelfs wanneer de bevoegde overheid het dossier alsnog inhoudelijk behandelt of een vergunning verleent, kan deze beslissing nadien alsnog worden vernietigd wegens onbevoegdheid, indien er niet correct werd omgegaan met de oorspronkelijke stilzwijgende weigering.
De rechtspraak bevestigt dat de overheid haar bevoegdheid verliest na afloop van de vervaltermijn, zelfs als de betwiste beslissing inhoudelijk correct of motiverend sterker zou zijn dan de fictieve weigering. De bestuursrechter maakt daarbij een strikt onderscheid tussen de formeel geldige, stilzwijgende weigering en de laattijdige uitdrukkelijke beslissing die geen rechtsgrond meer heeft. Enkel de stilzwijgende beslissing kan in dergelijk geval nog worden aangevochten.
Deze strikte benadering vergroot de onzekerheid voor aanvragers. Niet alleen moeten zij zelf nauwgezet berekenen wanneer de termijn afloopt, zij krijgen sinds de invoering van de omgevingsvergunning ook geen formele kennisgeving meer van het feit dat hun aanvraag stilzwijgend is geweigerd. Er moet dus zelf actief worden opgevolgd of een beslissing is uitgebleven en binnen welke termijn eventueel beroep moet worden ingesteld.
De combinatie van juridische complexiteit, formele striktheid en gebrek aan communicatie maakt dat een onoplettende of juridisch minder onderlegde aanvrager zijn beroepsrecht gemakkelijk verliest. Ook positief ogende beslissingen die te laat worden genomen, kunnen alsnog worden vernietigd, met als gevolg dat de vergunningsaanvraag volledig heropgestart moet worden.
De techniek van de stilzwijgende weigering mag dan wel bedoeld zijn om de overheid tot tijdige besluitvorming aan te zetten, in de praktijk dreigt zij uit te monden in een bron van rechtsonzekerheid voor burgers en professionelen. Er is dan ook dringend nood aan kritische reflectie over de wenselijkheid en toepassing van deze systematiek binnen het omgevingsrecht.
De bijdrage bespreekt RvS 28 juni 2018, nr. 242.008, deputatie provincie Vlaams-Brabant en RvVb 21 november 2017, nr. A/1718/0241, De Strycker en De Cort