In deze bijdrage wordt onderzocht in welke mate erfdienstbaarheden van betekenis kunnen zijn bij grensoverschrijdende constructies. Twee situaties kunnen zich hierbij voordoen. Vooreerst is het mogelijk dat eigenaars van twee aanpalende onroerende goederen een grensoverschrijdende constructie (bijvoorbeeld een dakterras of zolderverdieping) wensen op te richten boven/op/over/onder de aanpalende constructies die aan een andere eigenaar toebehoren.
Deze situatie wordt besproken in het eerste onderdeel van deze bijdrage. Hierbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de eigenaar van de grensoverschrijdende constructie geen rechten bezit in de grond waarop het aanpalende onroerend goed is opgericht.
In het tweede onderdeel van deze bijdrage wordt gefocust op bestaande grensoverschrijdende constructies boven/op/over/onder een aanpalende eigendom. Aan de hand van enkele in het oog springende rechterlijke uitspraken zullen diverse hypotheses worden ontleed, waarbij de focus wordt gelegd op het zakenrechtelijk statuut van dergelijke constructies.
Het onbeperkte eigendomsrecht werd reeds beperkt in het O.B.W. Artikel 552, derde lid BW bepaalt immers dat rekening gehouden moet worden met “beperkingen voortvloeiende uit de wetten en verordeningen betreffende de mijnen. Die regels betreffen de diepe ondergrond (dieper dan 500 meter). Zie decreet over de diepe ondergrond.
Art. 3.63 NBW bepaalt nu dat het eigendomsrecht op de grond zich enkel uitstrekt tot een hoogte boven of diepte onder de grond die voor de eigenaar nuttig kan zijn voor de uitoefening van zijn bevoegdheden. Een eigenaar kan zich bijgevolg niet verzetten tegen een gebruik door een derde op een hoogte of een diepte waarop de actuele eigenaar, gelet op de bestemming en de toestand van de grond, redelijkerwijze geen gebruiksbevoegdheid zou kunnen uitoefenen.
Het klassieke idee van de absolute eigendom afgeleid uit de artt. 552-553 oud BW van de verticale kolom onder en boven de grond van de eigenaar is aldus nu ook wettelijk verlaten, nadat de rechtsleer dit recht reeds nuanceerde (M. Reynebeau, «De inplanting van onshore windturbines in het Vlaamse Gewest vanuit privaatrechtelijk perspectief», TPR 2018, (1471) p. 1508, V. Sagaert, «Volume-eigendom: een verkenning van de verticale begrenzing van onroerende eigendom, TPR 2018, (21) p. 29, nr. 8. Zie ook reeds: A. Kluyskens, Beginselen van Burgerlijk Recht, V, Zakenrecht, Gent, Standaard, 1942, p. 147-148, nr. 128).