De beoefening van de Chinese kruidengeneeskunde blijft een hachelijke onderneming - de toediening van schadelijke stoffen en de onwettige uitoefening van de geneeskunde
De auteur bespreekt het arrest van het Hof van Cassatie van 11 december 2018, T. Gez. 2019-2020 /2, 125 en het arrest van het Hof van Beroep, 27 november 2017 T. Gez. 2019-2020/2 120
De casus betreft een accapuncturist die Chinese kruiden voorschreef aan een patiënte met lichamelijke letsels (schade aan de nieren) tot gevolg. Op de kruiden werd een giftige stof aangetroffen, namelijk aristolochiazuur, een kankerverwekkende en nierbeschadigende stof die in planten van de pijpbloemfamilie voorkomt. Hierop volgde een wegens opzettelijke toediening van schadelijke stoffen met het verlies van een orgaan teweegbrengen tot gevolg, handel in verboden producten en onwettige uitoefening van de geneeskunde. De beklaagde werd door de raadkamer enkel naar de correctionele rechtbank verwezen voor het opzettelijk toedienen van schadelijke stoffen met het verlies van een orgaan tot gevolg en bekwam voor de andere tenlasteleggingen de buitenvervolging.
In eerste aanleg werd de beklaagde veroordeeld. In graad van beroep werd deze vrijgesproken. Betrokkene bleek een opleiding in China gevolgd te hebben en het voorgeschreven kruidenmengsel bevat immers geen aristolochiazuur. Deze giftige stof komt in de voorgeschreven kruiden niet voor. De kruiden werden door de leverancier, invoerder of producent met deze stoffen besmet.Hiervan kon de accapuncturist niet op de hoogte zijn. Er was dus geen opzet en ook in hoofde van de accapuncturist geen gebrek aan voorzichtigheid. De schade was evenmin niet voorzienbaar.
In graad van beroep stelde de patiënte dat het voorschrijven van deze medicatie een onwettige uitoefening van de greneeskunde uitmaakt. Het hof van beroep had hierop niet geantwoord. Het Hof van Cassatie stelde dat het Hof geen nieuwe kwalificatie mocht behandelen, gezien de accapuncturist niet verwezen werd voor onwettige uitoefening van de geneeskunde en het Hof van Beroep hierover geen eerste maal ten gronde kon oordelen.
De auteur komt tot de concllusie dat de loutere toediening van een stof met schade tot gevolg niet voldoende is om strafbaar te worden gesteld op grond van artikel 421SwB.
De auteur verwijst naar een vonnis Corr. Tongeren 21 november 2002, RW 2005-2006, 865, noot S. VAN OVERBEKE, waarbij een apotheker werd vrijgesproken wegens het verschaffen van een geneesmiddel zonder voorschrift aan een persoon die schade opliep, niet door het gebruik van dit middel maar door het misbruik ervan.
Dea auteur wijst erop dat een accapuncturist misschien wel de kennis van kruiderij kan hebben maar niet de hoedanigheid om deze kruiden voor te schrijven en dat hier dus wel degelijk sprake was van onwettige uitoefening van de geneeskunde (artikel 3, § 1, lid 1 WUG) of artsenijbereidkunde.Het voorschrijven van medicijnen veronderstelt een diagnose waarvvoor een accapuncturist niet is opgeleid. Dea auteur verwijst naar de rechtspraak die stelt dat er er slechts 1 geneeskunde bestaat, waartoe de traditionele (chinese geneeskunde) geneeskunde behoort (Cass. 12 juni 2012, T.Gez. 2013-2014, 48, noot C. LEMMENS; Arr.Cass. 2012, 1593, concl. M. DE SWAEF; Cass. 20 juni 1990, Arr.Cass. 1990, 1342; Gent 29 maart 2011, T.Gez. 2013-2014, 42, noot C. LEMMENS; Gent 28 juni 2000, T.Gez. 2001-2002, 195; Gent 28 februari 1989, RW 1988-1989, 1371; Antwerpen 11 juni 1976, RW 1977-1978, 573, noot; Corr. Brugge 9 juni 2009, T.Gez. 2013-2014, 37, noot C. LEMMENS; Corr. Gent 14 september 1999, T.Gez. 2000-2001, 240, noot J. TER HEERDT; Corr. Antwerpen 27 juni 1974, RW 1974-1975, 1057, noot K. SCHUTYSER).
De auteur haalt verder de rechtspraak aan die stelt dat het louter aanbevelen een daad van geneeskunde is (Corr. Antwerpen 1 juni 1955, RW 1955-1956, 410) en dat zelfs een Chinese arts die België zonder ekenning van zijn diploma of bijstand van een andere arts behandelt met accupunctuurfytotherapie en kruiden(mengsels), zich schuldig maakt aan de onwettige uitoefening van de geneeskunde. Volgens deze zelfde uitspraak zijn kruiden(mengsels) te beschouwen als geneesmiddelen wanneer ze worden verstrekt wegens hun therapeutische eigenschappen of om organische functies te herstellen of te verbeteren (Corr. Gent 14 september 1999, T.Gez. 2000-2001, 240, noot J. TER HEERDT.).
De auteur vindt het dan ook vreemd dat de accupuncturist door de raadkamer buiten vervolging werd gesteld wegens de onwettige uitoefening van de geneeskunde, terwijl er volgens hem hiertoe wel degelijk bezwaren (aanwijzingen van schuld) waren.