Constante in alle Indicatieve Tabellen vanaf de eerste editie: opsplitsing van de schade in de zaakschade en de lichamelijke schade of personenschade
Personenschade is de schade door overlijden en door fysieke of geestelijke letsels,
Zaakschade is schade door de vernieling, de beschadiging of de ontvreemding van roerende en onroerende zaken.
Economische schade is de pecuniair waardeerbare (onder meer financiële) schade, minwaarde en belangenwaarde die gevolg is van fysieke schade of overlijden.
Niettegenstaande dat het Belgisch Recht enerzijds en de indicatieve tabel anderzijds het recht op vergoeding van economische schade erkent, komt dit onderscheid en ook de invulling hiervan onvoldoende aan bod in de Indicatieve tabel.
Voorbeelden economische schade:
• vermindering van de arbeidsgeschiktheid (vermindering waarde op de arbeidsmarkt en noodzaak meerinspanningen
• economische schade door overlijden door verlies de beroepsinkomsten van de overledene.
• winstderving
• kosten die een schadelijder noodzakelijkerwijze moet maken
Economische schade is meer dan loutere schending van economische belangen Economische schade is “consequential economic loss” is economische schade die gevolg is van fysieke schade of overlijden.
De Indicatieve Tabel besteedt geen aandacht voor de economic loss, Pure economic loss kan worden gedefinieerd als alle schade die niet direct voortvloeit uit overlijden, lichamelijk letsel of zaakschade maar wel door deze schade (in)direct wordt veroorzaakt..
De rechter staat niet afkerig tegenover de vergoeding van economische schade.
Voorstel van tweedeling naar driedeling waarbij de economische schade als een derde categorie wordt door de auteurs verdedigd.
Let wel voor schadegevallen vanaf 1 januari 2025 is het nieuwe boek 6 BW van toepassing met verfijning van het begrip schade en een aantal nieuwe regels. Zie deze link: Grondbegrippen over de schade en schaderegeling in het boek 6 van het (nieuw) BW
Het boek 6 van het (nieuw) BW (toepasselijk voor feiten vanaf 1 januari 2025) heeft het begrip zaakschade gecodificeerd als volgt:
Art. 6.38 (nieuw) BW Zaakschade
In geval van beschadiging van een zaak heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten van het herstel ervan. Indien deze kosten hoger zijn dan de kosten van vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken, is de vergoeding beperkt tot het bedrag van deze laatste. De benadeelde heeft ook recht op vergoeding van de eventuele waardevermindering van de zaak na het herstel ervan.
In geval van tenietgaan van de zaak of wanneer het herstel ervan niet mogelijk is, heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten die nodig zijn voor vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken die dezelfde functies vervult.
COMMENTAAR
Zaakschade (Art. 6.38.(nieuw) BW)
Zaakschade kan bestaan uit de beschadiging of het verlies van een zaak. Deze schade kan hersteld worden in natura.
Dit betekent dat de zaak in ongewijzigde toestand wordt teruggegeven of effectief wordt hersteld door de aansprakelijke of op zijn kosten. Dit wordt geregeld bij artikel 6.33 (nieuw) BW. Indien teruggave of herstel niet mogelijk is, kan de benadeelde aanspraak maken op een schadeloosstelling bij equivalent.
In dat geval dient de vergoeding voor het herstel of de vervanging bepaald te worden, wat het voorwerp is van artikel 6.38 (nieuw) BW . Wanneer de beschadigde zaak kan hersteld worden, heeft de benadeelde op grond van artikel 6.38, § 1 (nieuw) BW , recht op vergoeding van de herstelkosten.
De vergoeding is evenwel beperkt tot het bedrag van vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken indien de herstelkosten hoger zijn dan dat bedrag. Naast vergoeding van de herstelkosten, kan de benadeelde eveneens aanspraak maken op vergoeding voor de waardevermindering van de zaak indien het herstel de zaak niet kan terugplaatsen in de toestand waarin deze zich zou bevonden hebben zonder de fout.
De regel geldend onder het nieuw BW sluit aan bij het arrest van het Hof van Cassatie 17 september 2020 waarbij het Hof van Cassatie oordeelde: “In de regel kan de benadeelde bijgevolg het bedrag vorderen dat nodig is om de zaak te doen herstellen, zonder dat dit bedrag kan worden verminderd wegens vetusteit van de beschadigde zaak” (Cass. 17 september 2020, C.180.294.F-C.180.611.F).
Bij de bepaling van de kosten voor het herstel van de beschadigde zaak wordt dus geen rekening gehouden met de vetusteit.
Artikel 6.38, bepaalt het bedrag van de schadevergoeding wanneer de zaak is tenietgegaan of herstel ervan niet mogelijk is. In dat geval heeft de benadeelde recht op het bedrag dat nodig is voor vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken, tenzij het bedrag voor de vervanging kennelijk onredelijk is.
De schadevergoeding wordt dus in de regel bepaald op de vervangingswaarde van de vernielde zaak, dit is de som die nodig is om zich een gelijkwaardige zaak aan te schaffen. Het Hof van Cassatie oordeelde reeds herhaaldelijk dat bij vernieling van de zaak de benadeelde recht heeft op de vervangingswaarde en deze waarde wordt bepaald op het bedrag dat nodig is om zich een gelijkaardige zaak aan te schaffen (Cass. 11 mei 2000, AC 2000, 885; Cass. 13 mei 1997, AC 1997, 554; Cass. 16 april 1999, RW 2002-03, 597; Cass. 13 april 1988, AC 1987-88, 1016).
Bij de bepaling van de vergoeding met oog op vervanging moet bijgevolg rekening gehouden worden met de vetusteit (anders dan bij herstelling).
Samengevat:
- voor de vergoeding bij herstel wordt gen rekening gehouden met vetusteit
- voor de vergoeding bij vervanging van een zaak die is tenietgegaan en niet meer herstelbaar is, wordt wel rekening gehouden met vetusteit (mits een zaak met zelfde vetusteit op de markt kan worden gevonden: vb. tweedehandswagen).
Dat bij vernieling van de zaak de vervangingswaarde moet bepaald worden rekening houdende met de kenmerken van de vernielde zaak, blijkt ook uit de arresten van 2016 en 2018 waarbij het Hof van Cassatie oordeelde dat de vervangingswaarde gelijk is aan de werkelijke waarde van de vernielde zaak (Cass. 11 februari 2016, NJW 2016, 545, noot, RGAR 2018, nr. 15.466, noot, RW 2016-17, 896, TBBR 2017, 183, noot, TBO 2016, 437, T.Verz. 2017, 190, VAV 2016, 29; Cass. 5 oktober 2018, RGAR 2019, nr. 15.570, noot, RW 2019-20, 579, noot, VAV 2018, 47, noot).
Volgens deze rechtspraak dient de schadevergoeding dus bepaald te worden op basis van de werkelijke waarde, dit wil zeggen het bedrag dat de benadeelde in staat moet stellen zich een gelijkaardige zaak van dezelfde ouderdom aan te schaffen.
Bovendien kan de bepaling van de vervangingswaarde leiden tot een disproportionele schadevergoeding (bijvoorbeeld bij elektronische toestellen zoals gsm’s of computers) of de zaak kan zich op het ogenblik van het schadegeval in een belabberde toestand bevinden, te wijten aan een gebrek aan onderhoud door de benadeelde. In die gevallen kan dus een manifeste onevenredigheid ontstaan tussen het verlies van de benadeelde en de vergoeding die de aansprakelijke verschuldigd is. In dat geval kan de rechter op grond van de vaststelling dat het bedrag voor de vervanging van de zaak kennelijk onredelijk is, de vergoeding herleiden.