1. het bewijsmiddel, bestaande uit informatie bestemd om de innerlijke overtuiging van de rechter te vormen
2. politionele inlichtingen, die enkel het onderzoek op gang brengt, dan wel het onderzoek in een bepaalde richting oriënteert.
Politionele inlichtingen bestaan uit de startinformatie aan de hand waarvan een strafonderzoek wordt aangevat, dan wel uit informatie die een strafonderzoek (voorlopig) stuurt of oriënteert (in werkhypotheses).
Zo kan een anonieme bron een onderzoek op gang brengen of sturen als politionele informatie (net zoals een gerucht), maar kan (behoudens de toepassing van de regels inzake anonieme getuigenis, deze slechts als bewijs worden aangewend (om de innerlijke overuiging van de rechter te vormen) mits de bron bekend gemaakt wordt.
Art. 29 eerste lid
wetboek van strafvordering stelt:
"Iedere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar (...) die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, is verplicht daarvan dadelijk bericht te geven aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en aan die magistraat alldesbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen."Aldus rust de verplichting op de politie om
kennis inzake misdrijven mede te delen aan de procureur middels een PV. Maar loutere politionele informatie valt hier niet onder. Aldus is de praktijk ontstaan van de zogeheten zachte informele politionele intiatieven, naast andere informale initiatieven die louter het waarheidsgehalte verifiëren of hypotheses aftoetsen. Vaak gebeurt dit in een schemerzone zonder duidelijke verifieerbaarheid. DEze loutere inlichtingen die op zich geen bewijs uitmaken worden nochtans vaak in een strafbundel gebracht. Voor zover er geen onregelmatigheid of onwettigheid van de ingewonnen informatie bij het inwinnen van deze informatie wordt weerhouden, zelfs indien de bronen onbekend of onzeker zijn, tast zulks de geldigheid van de strafvordering niet aan. Wat meer is de regelmatigheid van deze informatie wordt vermoed en de onregelmatigheid dient bewezen.
Het openbaar ministerie kan niet verplicht worden de bronnen van de aanvangsinformatie en sturingsinformatue mee te delen. Doet zij dit niet dan blijft de bewijswaarde ervan beperkt, in die zin dat de rechter zijn innerlijke overtuiging van schuld en onschuld niet mag steunen op deze informatie. Indien het parket al haar oorspronkelijke bronnen zou prijs geven, zouden we wel in een heel gevaarlijke samenleving leven met blinde represailles en voortdurend gesaboteerde onderzoeken... Wel dienen we te beseffen dat zulks de deur openzet naar allerhande informele aftapping, infiltratie en schending van privacy en vrijheden waarvan de burger nooit iets hoort, wat dan weer de rechtstaat aantast in een linkse visie en beschermt in een rechtse visie.
De regels dienaangaande worden beheerst door art. 28bis van het
Wetboek van Strafvordering:Art. 28bis. § 1. Het opsporingsonderzoek is het geheel van de handelingen die ertoe strekken de misdrijven, hun daders en de bewijzen ervan op te sporen en de gegevens te verzamelen die dienstig zijn voor de uitoefening van de strafvordering. De algemene beginselen volgens welke de politiediensten autonoom kunnen optreden, worden vastgelegd bij wet en volgens de bijzondere regels vastgesteld bij richtlijn uitgevaardigd overeenkomstig de artikelen 143bis en 143ter van het Gerechtelijk Wetboek. Ongeacht hetgeen is bepaald in de vorige leden, wordt het opsporingsonderzoek gevoerd onder de leiding en het gezag van de bevoegde procureur des Konings. Hij draagt hiervoor de verantwoordelijkheid. § 2. Het opsporingsonderzoek strekt zich uit over de proactieve recherche. Hieronder wordt verstaan, met het doel te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven, het opsporen, het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichtingen op grond van een redelijk vermoeden van te plegen of reeds gepleegde maar nog niet aan het licht gebrachte strafbare feiten, en die worden of zouden worden gepleegd in het kader van een criminele organisatie, zoals gedefinieerd door de wet, of misdaden of wanbedrijven als bedoeld in artikel 90ter, §§ 2, 3 en 4, uitmaken of zouden uitmaken. Het instellen van een proactieve recherche behoeft voorafgaande schriftelijke toestemming, door de procureur des Konings, de arbeidsauditeur, of de federale procureur gegeven in het kader van hun respectieve bevoegdheid, onverminderd de naleving van de specifieke wettelijke bepalingen die de (bijzondere opsporingsmethoden en andere methoden) regelen. § 3. Behoudens de wettelijke uitzonderingen mogen de opsporingshandelingen geen enkele dwangmaatregel inhouden noch schending inhouden van individuele rechten en vrijheden. Deze handelingen kunnen evenwel de inbeslagneming van de zaken vermeld in de artikelen 35 en 35ter inhouden. De procureur des Konings waakt voor de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden verzameld.Het vermoeden van de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit van de wijze waarop de bewijsmiddelen werden verzameld en waarop het parket toeziet worden dus vermoed. Het bestaan (weze het een relatieve fictie) van de rechtstaat wordt vermoed. Dit vermoeden is zelfs essentieel om een rechtstaat te laten functioneren, weze het dat in diezelfde rechtstaat dit vermoeden mag weerlegd werden, weze het met voldoende nauwkeurige en objectieve informatie (Cass. 19 december 2012, nr. P.12.1310.F, T.Strafr. 2013/3, 192-193 en Cass. 10 september 2013, nr. P.13.0376.N, T.Strafr. 2014/1, 61; Cass. 5 februari 2013, nr. P.12.0673.N,
http://jure.juridat.just.fgov.be/?lang=nl; Cass. 21 januari 2003, nr. P.01.1121.N,
http://jure.juridat.just.fgov.be/?lang=nl; Cass. 1 december 2015, AR P.15.0905.N, www.cass.be (10 december 2015).)
Wanneer een partij voor de strafrechter een schijn van onwettelijkheid van de ingewonnen politionele inlichting kan aantonen dient het parket opheldering te bieden, bij gebreke waaraan de rechter de onregelmatigheid van de politionele informatie vaststelt.
Indien de rechter de onregelmatigheid van de politionele (of buitenlandse) informatie vaststelt dient hij vervolgens nazien of het gebruik van die inlichtingen het recht van de partijen op een eerlijk proces al dan niet aantast, waarbi rekening dient gehouden met de manier waarop het bewijs werd verkregen, de omstandigheid waarin de onregelmatigheid werd begaan, de verhouding tussen de ernst va de onregelmatigheid en de ernst van het misdrijf en de gevolgen van de onregelmatigheid op de aangetaste grondrechten. Er gaan dus heel wat overwegingen en evenwichtsoefeningen aan de erkenning van een schending van het recht van verdediging vooraf tot troost van de rechtse politieke reflex weliswaar met de troost voor de linkerreflex dat de rechten van verdediging nooit volledig mogen uitgehold worden.
Weze opgemerkt dat een verstoord recht van verdediging tijdens het vooronderzoek volgens de rechtsleer compenseerbaar en verhelpbaar is door zulks weg te werken ter openbare zitting en dat aldus de rechten van verdediging in het vooronderzoek (lees het politioneel onderzoek) slechts defintief aangetast zijn voor zover zij in de zitting ten gronde niet meer kunnen verholpen worden.
Wanneer een advocaat afgestudeerd in de vorige eeuw dit alles leest, lijkt het erop dat wetgever, rechtsleer en rechtspraak hebben willen afrekenen met de strafprocedurepleiters, zoals confrater Hans Rieder, die weze het vaak gehekeld, de behoeders bleven van de rechtstaat en de rechten van verdediging.
De Antigoon toets wordt dus de facto enkel gebruikt op de bewijzen die de innerlijke overtuiging van de strafrechter bepalen en niet op het politioneel onderzoek of vooronderzoek. Lees dus dat de rechter zich in alle mogelijke bochten zal wringen om de loutere politionele informatie zoveel mogelijk buiten zijn motovering van zijn oordeelsvorming zal houden.