De auteur bespreekt het arrest van het Hof van beroep te Antwerpen van 11 maart 2008z
Zij bespreekt verder de toepassing van de regels van art. 807 Ger. W.zo wel mbt de regels in de strafprocedure als mbt het hoger beroep.
Er wordt in de bijdrage aan herinnerd dat art. 807 van het gerechtelijk wetboek bepaalt dat de voor de rechter aanhangige vordering uitgebreid of gewijzigd kan worden, indien de nieuwe op tegenspraak genomen conclusies berusten op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd, zelfs indien hun juridische omschrijving verschillend is. Deze bepaling betreft de burgerlijke rechtspleging betreft, doch kan op grond van art. 2 Ger. W. worden aangewend in de strafprocedure, omdat het Wetboek van Strafvordering geen bepalingen kent die de uitbreiding van een door een burgerlijke partij gestelde vordering regelen (de auteur verwijst hiertoe naar P. Traest en T. Gombeer «De toepassing van het Gerechtelijk Wetboek in strafzaken», in CBR-Jaarboek 2008-2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, (455), p. 487, nrs. 59-60).
De auteur verwijst verder naar Cassatierechtspraak die stelt dat de burgerlijke partij, op grond van art. 807 en 1042 Ger. W., een vordering die met toepassing van art. 3 en 4 Voorafgaande Titel Sv. voor de strafrechter aanhangig is, in hoger beroep, kan uitbreiden of wijzigen, op voorwarde dat de uitbreiding of de wijziging gesteund is op het aan de beklaagde ten laste gelegde misdrijf (Cass. 16 oktober 2001, Arr. Cass. 2001, nr. 548; Cass. 23 december 1992, Arr. Cass. 1991-92, nr. 813; Cass. 13 december 1989, Arr. Cass. 1989-90, nr. 238; G.F. Raneri en M. Traest, «De toepassing van het Gerechtelijk Wetboek in strafzaken: Artikelsgewijze bespreking van rechtspraak van het Hof», in Jaarverslag van het Hof van Cassatie 2005, Brussel, Belgisch Staatsblad, 2006, 206;
De auteur wijst op de Cassatierechtspraak die stelt dat een uitbreiding van een eis op grond van art. 807 Ger. W. vereist dat de oorspronkelijke eiser de uitbreidende of wijzigende vordering richt tegen een oorspronkelijke verweerder op zijn oorspronkelijke vordering en dit in dezelfde hoedanigheid.
Bij gebreke hieraan dient teruggegrepen naar art. 811 tot 814 Ger. W.