Beschrijving van dit werk door de uitgever
De huurwetgeving is een maatschappelijk gevoelige materie. De ervaring leert dat ze geen baat heeft bij ideologische benaderingen, die steeds contraproductief werken. Al is het begrip "markt" eveneens ideologisch gekleurd, het kan bogen op een Europese consensus en, voor het domein van de immobiliën in het bijzonder, blijft dat functioneringscriterium zowel op de korte als op de lange termijn, het minst slechte.
De woninghuurwet van 20 februari 1991 was daardoor geïnspireerd in elk van haar bepalingen en bevatte de aangepaste instrumenten om zowel de huisjesmelkers als de slechte huurders, beiden in de ruimste betekenis, te straffen.
De huurwoningen moeten strikt beantwoorden aan de vandaag geldende verwachtingen inzake de bewoonbaarheid, de hygiëne en de veiligheid en inbreuken moeten streng worden beteugeld; tegenover de omgeving is de verhuurder verplicht alles in het werk te stellen om redelijk te voorkomen een slechte huurder binnen te halen en om elk wangedrag kordaat te laten bestraffen.
Huurders die hun huur niet betalen of inhouden zonder consignatie, die vandalisme plegen, die de omgeving op enigerlei wijze storen door hun maatschappelijk onaangepast gedrag moeten even streng worden aangepakt. Nietigverklaring van de huur lastens de verhuurder en uithuiszetting van de huurder zijn weliswaar extreme straffen, maar de ervaring leert dat een minderheid van de maatschappij hardleers blijft en niets begrijpt zonder een dergelijke straf.
Elke toegeeflijkheid ter zake heeft averechtse gevolgen: het maatschappelijk weefsel, dat op sommige plaatsen zeer broos is, wordt onherroepelijk beschadigd door het dulden van misbruiken van de verhuurder of van de huurder. Snel en krachtig optreden is de boodschap. Gebeurt dit niet, dan loert het zichzelf recht verschaffen, namelijk de feitelijkheid en zelfs het geweld, om de hoek.
En dan komt de rechtsstaat ook nog eens in het gedrang.