I. Uit het feit dat een deelgenoot zich niet verzette tegen de eis van een andere deelgenoot tot uitonverdeeldheidtreding kan geenszins een klare en duidelijke afstand van de eerst vermelde deelgenoot worden afgeleid inzake diens wettelijk overnamerecht zoals voorzien in artikel 4 van de wet van 29 augustus 1988 inzake de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit ervan.
II. Het feit dat appellant - de kandidaat-overnemer - een dergelijke vordering tot overname voor het eerst instelt in hoger beroep kan hem geen nadeel toebrengen.
III. De boedelrechter kan het aangewezen vinden het geschilpunt inzake het overnamerecht vervat in de wet van 29 augustus 1988 niet meteen zelf te beslechten. Het komt de boedelnotarissen zelf toe na te gaan en te onderzoeken of de zaak valt binnen het wettelijk toepassingsveld van deze wet van 29 augustus 1988 en in bevestigend geval na te gaan of de kandidaat- overnemer aan alle voorwaarden voldoet voor een overname op basis van artikel 4 van deze wet. Het komt immers niet aan de boedelrechter toe alle nodige inlichtingen voor de beslechting van het geschil inzake de toepasselijkheid van de artikelen 1 en 4 van de wet van 29 juli 1988 op te zoeken.
Let wel
deze wet van van 29 augustus 1988 (waarop de rechtspraak van deze bijdrage is gesteund) werd opgeheven door de wet van 19 januari 2022, zijnde de wet houdende boek 2, titel 3, "Relatievermogensrecht" en boek 4 "Nalatenschappen, schenkingen en testamenten" van het Burgerlijk Wetboek.
uittreksel uit het (nieuw) BW
Ondertitel 10. Erfregeling landbouwbedrijven
Art. 4.114. Afwijkende regeling
§ 1. Voor de erfregeling van landbouwbedrijven en met het oog op de continuïteit ervan gelden de bepalingen van deze Ondertitel.
Onder "landbouwbedrijf" moet, voor de toepassing van deze Ondertitel, worden verstaan het geheel van de roerende en onroerende goederen bestemd voor iedere activiteit, grondgebonden of niet, die betrekking heeft op de akkerbouw, de veeteelt, de pluimveeteelt, de groenteteelt, de fruitteelt, de viskwekerij, de bijenkweek, de druiventeelt, de bloementeelt, de sierplantenteelt, de teelt van zaad- en pootgoed, de boomkwekerijen evenals de productie van kerstbomen.
§ 2. Onder voorbehoud van de rechten die artikel 2.3.13 aan de langstlevende echtgenoot toekent is, wanneer de toepassingsvoorwaarden van deze Ondertitel vervuld zijn, Ondertitel 9 betreffende kleine nalatenschappen niet van toepassing.
Art. 4.115. Behoud van de onverdeeldheid
Wanneer een van de mede-erfgenamen minderjarig is en minstens zestien jaar oud, kan de familierechtbank, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige, de onverdeeldheid van het landbouwbedrijf in stand houden voor een periode die de meerderjarigheid van deze mede-erfgenaam niet kan overschrijden.
De beslissing, waarbij de familierechtbank de onverdeeldheid in stand houdt, wordt overgeschreven in het register van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
Bij gebreke aan overschrijving kan men zich op die beslissing niet beroepen ten aanzien van derden te goeder trouw die een concurrent recht op het onroerend goed hebben.
Art. 4.116. Recht op overname
Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen die de rechten van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende vaststellen, heeft ieder van de erfgenamen in de rechte neerdalende lijn, wanneer een nalatenschap voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, het recht van overname naar schatting van de roerende en onroerende goederen die behoren tot het landbouwbedrijf.
Een dergelijk recht heeft een erfgenaam in de rechte neerdalende lijn ook, onder hetzelfde voorbehoud, indien de nalatenschap niet voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, maar wel onroerende goederen die behoorden tot het landbouwbedrijf van de erflater en deze erfgenaam thans exploitant is van deze goederen in het kader van zijn eigen landbouwbedrijf.
De wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige of van de beschermde persoon die krachtens artikel 492/1, § 2, derde lid, 1°, van het oud Burgerlijk Wetboek, uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, mogen het recht van overname alleen uitoefenen met machtiging van de vrederechter van het voogdij- of bewindsforum.
Art. 4.117. Voorrangregeling
Willen verscheidene belanghebbenden het recht van overname uitoefenen, dan wordt de voorkeur bij voorrang en in de volgorde gegeven aan:
a) degene of degenen die door de erflater bij testament zijn aangewezen en die op het ogenblik van het overlijden het hele bedrijf van de erflater of een gedeelte ervan op regelmatige en voortdurende wijze exploiteren of die op het ogenblik van het overlijden op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf van de erflater meewerken;
b) degene of degenen die op het ogenblik van het overlijden het hele bedrijf van de erflater of een gedeelte ervan op regelmatige en voortdurende wijze exploiteren of die op het ogenblik van het overlijden op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf van de erflater meewerken;
c) degene of degenen die op het ogenblik van het overlijden niet aan het bedrijf van de erflater deelnemen zoals bepaald onder punt a) maar die door de erflater bij testament zijn aangewezen;
d) degene die onroerende goederen exploiteert die vroeger behoorden tot het landbouwbedrijf van de erflater, maar die hij nu exploiteert in het kader van zijn eigen landbouwbedrijf.
Eisen meerdere erfgenamen die tot eenzelfde bevoorrechte categorie behoren op grond van een van de gevallen bepaald in het eerste lid, a), b), c), of d) het recht van overname op, dan kunnen zij gezamenlijk tot die overname overgaan.
Art. 4.118. Schatting
Wanneer een belanghebbende of zijn schuldeiser dit vraagt, wordt er tot de schatting overgegaan door toedoen van de familierechtbank, die daartoe een of meer schatters mag benoemen. Door de familierechtbank wordt uitspraak gedaan op de minuut van het verzoekschrift. Haar bevelschrift is uitvoerbaar op de minuut. Bij gerechtsbrief geeft de griffier aan de belanghebbenden kennis van de dag en het uur waarop de eed zal worden afgelegd door de schatter, alsook van zijn naam; deze bepaalt onverwijld dag en uur voor zijn verrichtingen. De schatter kan de eed niet eerder afleggen dan vijftien dagen na de dag waarop de gerechtsbrieven zijn verstuurd. De belanghebbenden die bij de beëdiging niet zijn opgekomen, worden door de griffier bij gerechtsbrief verwittigd. Elke eis tot wraking van de schatter moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, uiterlijk bij de beëdiging worden ingediend; onmiddellijk doet de familierechtbank uitspraak over deze vraag.
De rechtbank wijst een van haar leden aan om over de geschillen waartoe de overname aanleiding mocht geven, uitspraak te doen zoals hierna is bepaald.
Rijzen er betwistingen omtrent de wijze waarop de overname moet geschieden, weigert een van de belanghebbenden daarin toe te stemmen of is hij niet aanwezig, dan worden de belanghebbenden of hun wettelijke vertegenwoordigers ten minste vijftien dagen vooraf bij gerechtsbrief opgeroepen door de daartoe aangewezen rechter. Op de bepaalde dag vergaderen de belanghebbenden onder voorzitterschap van de magistraat die hen heeft opgeroepen. Zelfs bij afwezigheid van een of meer belanghebbenden kan tot de werkzaamheden worden overgegaan. In voorkomend geval benoemt de rechter die de vergadering voorzit, een notaris om de afwezigen te vervangen, hun aandelen te ontvangen en er ontvangstbewijs van te geven; het ereloon van de notaris moet betaald worden door de partijen die hij vertegenwoordigt. De rechter beslecht de geschilpunten en verwijst de partijen voor het verlijden van de akte naar de door hen aangewezen notaris of, indien zij het over deze keus niet eens kunnen worden, naar een ambtshalve benoemde notaris.
Art. 4.119. Verplichte voortzetting van de exploitatie
De overnemer is gehouden de overgenomen onroerende goederen binnen zes maanden en gedurende tien jaar na de datum waarop de akte van overname is verleden, zelf of in de persoon van zijn echtgenoot, van zijn afstammelingen of geadopteerde kinderen of van de echtgenoten van zijn afstammelingen of geadopteerde kinderen te exploiteren. De overnemer kan enkel om een ernstige door de familierechtbank als geldig erkende reden van deze verplichting ontheven worden.
De overnemer die een ernstige reden aanvoert, dient een verzoekschrift in bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is.
De griffier roept, ten minste vijftien dagen vooraf, bij gerechtsbrief alle partijen op die bij de overname betrokken waren. De familierechtbank verleent of weigert haar toestemming na de partijen te hebben gehoord.
Indien de overnemer, zonder toestemming van de familierechtbank, de in het eerste lid bedoelde verplichting niet nakomt, moet hij aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding betalen ten bedrage van vijfendertig procent van hun aandeel in de overnameprijs.
In geval van gezamenlijke overname kan elke overnemer nochtans de exploitatie aan een medeovernemer afstaan zonder voorafgaande machtiging.
Art. 4.120. Tijdelijk vervreemdingsverbod
Behoudens om een ernstige reden, vooraf door de familierechtbank als geldig erkend, kan de overnemer gedurende een periode van tien jaar met ingang van de datum waarop de akte van overname is verleden, de overgenomen onroerende goederen niet vervreemden.
De overnemer die een ernstige reden aanvoert, dient een verzoekschrift in bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is.
De griffier roept, ten minste vijftien dagen vooraf, bij gerechtsbrief alle partijen op, die bij de overname betrokken waren. De familierechtbank verleent of weigert haar toestemming na de partijen te hebben gehoord.
Indien de overnemer de goederen zonder toestemming geheel of gedeeltelijk vervreemdt, moet hij aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding betalen, ten bedrage van vijfendertig procent van hun aandeel in de overnameprijs.
In geval van gezamenlijke overname kan elke overnemer nochtans zijn onverdeelde rechten zonder voorafgaande machtiging aan een medeovernemer afstaan.
Art. 4.121. Geen cumul van vergoedingen
De vergoedingen bepaald in de artikelen 4.119 en 4.120 worden niet gecumuleerd.
Art. 4.122. Vordering tot betaling
De vordering tot betaling van de in de artikelen 4.119 en 4.120 bepaalde vergoedingen, moet op straffe van verval worden ingediend binnen drie jaar na de staking van het bedrijf of de vervreemding die er aanleiding toe geeft.
Ieder van de gewezen mede-eigenaars of hun erfgenamen kunnen een verzoekschrift indienen bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is.
Art. 4.123. Beperkte overname
De overname kan beperkt worden tot een deel van het landbouwbedrijf. In dit geval duidt de belanghebbende de goederen aan die hij overneemt zonder zijn mede-erfgenamen te kunnen benadelen. In geval van betwisting beslist de bevoegde rechter.
In de volgorde van de verdere voorkeurscategorieën kan het overnamerecht uitgeoefend worden op de overblijvende goederen. Wanneer er verscheidene overnemers van een zelfde categorie zijn, duiden ze gezamenlijk de goederen aan die ze overnemen.
Art. 4.124. Verzet tegen de overname.
Ieder van de mede-erfgenamen kan zich verzetten tegen het recht van overname wanneer de betrokken ongebouwde goederen gelegen zijn in woongebieden, zoals deze omschreven zijn krachtens de wetgeving inzake ruimtelijke ordening en de stedenbouw.
Het verzet geldt alleen voor bouwgronden waarop zich geen gebouwen bevinden die gebruikt worden in een landbouwbedrijf. Het verzet heeft geen gevolg voor de andere goederen die bij de overname betrokken zijn.
Eerder had het Grondwettelijk Hof in arrest van 7 november 2019 geoordeeld dat artikel 1 van de wet van 29 augustus 1988, in de interpretatie volgens dewelke het enkel van toepassing is op de nalatenschappen die zijn opengevallen terwijl de overledene nog steeds landbouwer was op de dag van zijn overlijden en de nalatenschappen die goederen bevatten die behoren tot een landbouwbedrijf dat niet meer door de overledene werd geëxploiteerd op de dag van zijn overlijden, maar op dat ogenblik door een of meerdere van zijn erfgenamen in de rechte neerdalende lijn werden geëxploiteerd, van het toepassingsgebied ervan uitsluit, niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.