Artikel 88, tweede lid, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (update infra) impliceert dat de verzekeraar, om zijn recht van verhaal niet te verliezen, aan de betrokkene duidelijk kennis geeft van zijn voornemen om verhaal in te stellen en dat de verzekeraar daarvan het bewijs dient te leveren; de wet op de landverzekeringsovereenkomst onderwerpt die kennisgeving aan geen enkel bijzonder vormvereiste; wanneer de kennisgeving per aangetekende brief gebeurt, dient de verzekeraar enkel te bewijzen dat hij die aan de postdiensten heeft afgegeven; die afgifte is een rechtsfeit, dat kan worden bewezen door alle middelen rechtens die de bodemrechter op onaantastelijke wijze beoordeelt.
Art. 34, § 3, Wet Landverzekeringsovereenkomst bepaalt dat de regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde verjaart door verloop van drie jaar, te rekenen vanaf de dag van betaling door de verzekeraar, behoudens bedrog. Deze bepaling doet de verjaring van de regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde lopen vanaf de betaling, ook al staat op dat ogenblik nog niet vast dat de verzekeraar over een grond van verhaal tegen de verzekerde beschikt.
De verzekeraar, die zijn conventioneel regresrecht uitoefent, dient te bewijzen dat hij als verzekeraar de slachtoffers heeft vergoed in overeenstemming met zijn contractuele en wettelijke verplichtingen. Het doet er ter zake niet toe of de slachtoffers vergoed werden door een rechtstreekse betaling door de verzekeraar van de dader, dan wel door een derde verzekeraar, die op grond van afspraken tussen verzekeraars voor rekening van de verzekeraar die regres uitoefent, heeft betaald. De betaling aan de slachtoffers door de eigen verzekeraar dient rechtstreeks toegerekend te worden aan de verzekeraar van de dader.
De “uitkering van dat bedrag” waarvan sprake in art. 88, § 3 Verzekeringswet is bijgevolg de betaling van de verzekering aan de benadeelde en niet de latere betaling door de ene verzekering aan de andere. Het is die eerste betaling die gebeurde in uitvoering van de verzekeringspolis, niet de latere verrekening tussen de verzekeringsmaatschappijen in het kader van de RDR-overeenkomst. De aanvang van de verjaring is dus in principe de datum waarop de verzekering overging tot uitbetaling van de vergoeding aan het slachtoffer in naam en voor rekening van de verzekeringsmaatschappij die gehouden is tot vergoeding.
Update wet betreffende de verzekering
Recht van verhaal van de verzekeraar op de verzekeringnemer en de verzekerde]1
----------
(1)<W 2016-06-29/01, art. 77, 005; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. 152.[1 De verzekeraar kan zich, voor zover hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst de prestaties had kunnen weigeren of verminderen, een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, ten belope van het persoonlijk aandeel in de aansprakelijkheid van de verzekerde.
De verzekeraar is op straffe van verval van zijn recht van verhaal verplicht de verzekeringnemer of, in voorkomend geval, de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, kennis te geven van zijn voornemen om verhaal in te stellen zodra hij op de hoogte is van de feiten waarop dat besluit gegrond is.
De Koning kan het recht van verhaal beperken in de gevallen en in de mate die Hij bepaalt.]1
----------
(1)<W 2016-06-29/01, art. 77, 005; Inwerkingtreding : 16-07-2016>