Een loutere bewering volstaat niet om een deskundige te horen aanstellen. Een bewijs is dan ook weer niet nodig. Wel dienen stukken of gegevens naar voor gebracht waardoor het beweerde aannemelijk is, mogelijk wordt geacht. Dit kan bijvoorbeeld door een eenzijdige vaststelling door een gerechtsdeurwaarder, een verslag van een technisch raadsman, een eigen architect, een eigen geraadpleegde geneesheer.
Om een onderzoeksmaatregel te horen bevelen (en dus ook een deskundige te hoeren aanstellen), moet een partij niet voorafgaandelijk de door haar aangevoerde feiten en de gegrondheid van haar vordering bewijzen, maar volstaat het dat zij, op aannemelijke wijze, feiten aanvoert waarvan, bij ontstentenis van een onmiddellijk op afdoende wijze bijgebracht bewijs van het tegendeel, aangenomen kan worden dat ze waarachtig en ter zake dienend kunnen zijn en waarvan het bewijs door de gevraagde onderzoeksmaatregel toegelaten en redelijkerwijze mogelijk is (vgl. Cass. 15 juni 2012, C.11.0682.F, www.juridat.be)
De beslissing over een vraag tot voorafgaand onderzoek van een vordering, vergt met andere woorden geen onderzoek naar en geen vaststelling van de gegrondheid van deze vordering, maar enkel, in voorkomend geval, het onderzoek naar en de eventuele onmiddellijke vaststelling van de ongegrondheid van deze vordering.
Concreet moet, om uitspraak te doen over de vraag van de opdrachtgevers om een gerechtelijk deskundigenonderzoek te horen bevelen naar de aangevoerde gebreken en tekortkomingen in de door de aannemer uitgevoerde werken, enkel onderzocht worden of en vastgesteld worden dat de aansprakelijkheid van de architect jegens de opdrachtgevers mogelijk betrokken kan zijn en hic et nunc niet volledig uitgesloten is.