Laster bestaat erin, in een van de in artikel 444 Strafwetboek vermelde omstandigheden, aan een persoon kwaadwillig een bepaald feit ten laste te leggen dat zijn eer kan krenken of hem aan de openbare verachting kan blootstellen, en waarvan het wettelijk bewijs niet wordt geleverd, terwijl de wet dat bewijs toelaat (art. 443 Strafwetboek).
De wet vereist dat de dader gehandeld heeft om de bedoelde persoon te schaden of te beledigen.
Zo kan een e-mail (of brief) in krenkende taal gesteld met valse aantijgingen van een misdrijven van aard zijn om zijn eerlijkheid, goede faam in het gedrang te brengen en hem aan openbare verachting bloot te stellen. De kwaadwillige bedoeling kan hierbij afgeleid uit de inhoud van de e-mail (of brief) zelf. In dit geval dient het misdrijf laster weerhouden.
De lasterlijke aangifte is een kwaadwillige en spontane aantijging aan de overheid in een geschrift, van een feit dat nadeel kan veroorzaken aan diegene die er slachtoffer van is (art. 445 Strafwetboek).
Om schuldig te worden bevonden aan lasterlijke aangifte dient de dader ontegensprekelijk bewust te zijn geweest van het feit dat er in realiteit geen sprake was van een misdrijf, lees een doelbewuste valse tenlastelegging.
Wanner een dader wist dat zijn aangifte niet juist was, kan hij zich niet verschonen dat de aangifte werd gedaan om een hoger belang (bv. belang van de school) te dienen.
Onder pesterijen op het werk wordt verstaan: “
meerdere gelijkaardige of uiteenlopende onrechtmatige gedragingen, buiten of binnen de onderneming of instelling, die plaatshebben gedurende een bepaalde tijd, die tot doel of gevolg hebben dat de persoonlijkheid, de waardigheid of de fysieke of psychische integriteit van een werknemer of een andere persoon waarop dit hoofdstuk van toepassing is bij de uitvoering van zijn werk wordt aangetast, dat zijn betrekking in gevaar wordt gebracht of dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd en die zich inzonderheid uiten in woorden, bedreigingen, handelingen, gebaren of eenzijdige geschriften. Deze gedragingen kunnen inzonderheid verband houden met godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid, geslacht, ras of etnische afstamming” (art. 32
ter Welzijnswet).
Wie goed wetende dat van diefstal geen sprake was, toch klacht bij de politiediensten indiende, hierover een e-mail stuurde naar talrijke personen en ter zake een vaststellingsfiche opstelde, pleegt geen aanvaardbare onrechtmatige handelwijze.
En toch is er geen sprake van belaging wanneer aan de basis van de conflictsituatie tussen de pester en de gepeste gedragingen liggen bij pester en gepeste die uiteindelijk geleid hebben tot een destructieve vicieuze cirkel.
Er mag verwacht worden dat partijen zich ook in een conflictsituatie voldoende constructief opgestellen. Pesten kan zich voordoen in een vicieuze dialectiek van aanklacht en verdediging tussen de aanklager en de aangeklaagde met een polemische toon als uiting van een diepgewortelde negatieve instelling bij beide partijen met wederzijdse afbreuk van mekaars zelfbeeld.
Een dergelijk geheel van wederzijdse gedragingen van pester en gepeste, waarbij er vervaging optreedt tussen dader en slachtoffer, het slachtoffer ook een dader wordt en de dader ook een slachtoffer kan niet gekwalificeerd worden als strafbare pesterijen zoals bedoeld door de wetgever.