Art. 2 van de wet van 14 december 2016 «tot wijziging van het Strafwetboek wat de bestraffing van terrorisme betreft» (BS 22 december 2016) (in werking getreden op 1 januari 2017) heeft in art. 140 § 1 Sw. 1867 het woord «weet» vervangen door de woorden «wist of moest weten» en het woord «bijdraagt» vervangen door de woorden «zou kunnen bijdragen».
In de verwijzingsbeschikking/inleidende dagvaarding werd ook deze gewijzigde tenlastelegging opgenomen. De beide kwalificaties hebben betrekking op dezelfde feiten.
Deze wijzigingen zijn ingegeven omdat de oorspronkelijke tenlastelegging te beperkt was geformuleerd. De nieuwe bewoordingen willen duidelijk maken dat iemand strafbaar is wanneer hij wist of moest weten welke de gevolgen waren, wanneer hij op de hoogte was van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden. Het is aldus voldoende dat de deelname aan de activiteit zou kunnen bijdragen aan het misdrijf en het is niet nodig dat er effectief een misdrijf gepleegd wordt (zie wetsvoorstel van 7 januari 2016, Parl.St. Kamer, 13 januari 2016).
In art. 140, § 1 Sw. 1867 wordt de deelname aan enige activiteit van een terroristische groep strafbaar gesteld, zij het ook door het verstrekken van gegevens of materiële middelen aan een terroristische groep of door het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep, terwijl hij weet dat zijn deelname bijdraagt tot het plegen van een misdaad of een wanbedrijf door de terroristische groep.
De wettelijke bepaling van art. 140, § 1 Sw. 1867 vereist een deelname aan enige activiteit voor een terroristische groep, waarbij deze activiteiten ruim dienen te worden opgevat. Het is daarbij niet noodzakelijk dat de deelnemer zelf enig terroristisch misdrijf pleegt. De deelname van ondersteunende activiteiten van logistieke aard, wetende dat dit ten bate is van een terroristische groep, is voldoende.
Het deel uitmaken van een vereniging die zich heeft gevormd met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of op eigendommen, is slechts strafbaar wanneer de dader wetens en willens handelt, wanneer hij zich met andere woorden bewust was van het feit dat hij deelnam aan een georganiseerde activiteit en door zijn daden bijdroeg aan de uitvoering ervan.
Het deelnemen aan enige activiteit van een terroristische groep, zoals bedoeld in art. 140, § 1 Sw.,1867 is derhalve slechts strafbaar in zoverre de dader weet dat zijn deelname bijdraagt tot het plegen van een misdaad of wanbedrijf – al dan niet van terroristische aard – door de terroristische groep.
Bovendien is het voor de strafbaarheid van het deelnemen aan enige activiteit van een terroristische groep vereist dat de deelnemer weet dat het om een terroristische groep gaat; de deelname aan een activiteit van een terroristische groep is als zodanig niet strafbaar in zoverre de betrokkene er zich niet bewust was dat er een groepering van terroristische aard aan de orde was.
Hoewel het in art. 140, § 1 Sw. 1867 bedoelde misdrijf, niet impliceert dat er reeds daadwerkelijk terroristische misdrijven zouden zijn gepleegd noch dat het voornemen om dergelijke misdrijven te plegen reeds concreet gestalte zou hebben gekregen of zich reeds zou hebben geopenbaard, veronderstelt de bewezenverklaring van het misdrijf wél dat de dader die aan enige activiteit van de groepering heeft deelgenomen, handelde in het besef dat de groepering daadwerkelijk terroristische misdrijven beoogde te plegen.
Let wel zie ook Terrorismemisdrijven in het Strafwetboek 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026).