Wanneer een bepaalde tijd verloopt tussen de toediening van het vergif en de voltooiing van het misdrijf door het intreden van de dood van het slachtoffer, kan de feitenrechter zonder de artikelen 67, 392, 393 en 397 Strafwetboek te miskennen, beslissen dat een gebrek aan handelen – dat desgevallend ook strafbaar kan zijn als een inbreuk op artikel 422bis Strafwetboek 1867 – de dader heeft geholpen of bijgestaan in daden die de misdaad van vergiftiging hebben voltooid. De concrete beoordeling van de gevolgen van het niet-handelen behoort tot de soevereine beoordelingsmacht van de feitenrechter. In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht.
Een oneigenlijk omissiedelict is een handelingsmisdrijf door onthouding (delictum commissionis per omissionem): In het geval van een delictsomschrijving die een verbiedend rechtsvoorschrift inhoudt, kan de strafbare gedraging soms bestaan in een niet-handelen.
Vergiftiging wordt door artikel 397 Strafwetboek 1867 genoemd de doodslag gepleegd door middel van stoffen die min of meer snel de dood kunnen teweegbrengen, op welke wijze die stoffen ook aangewend of toegediend zijn. Wanneer een bepaalde tijd verloopt tussen de toediening van het vergif en de voltooiing van het misdrijf door het intreden van de dood van het slachtoffer, kan de feitenrechter zonder de artikelen 67, 392, 393 en 397 Strafwetboek te miskennen, beslissen dat een gebrek aan handelen – dat desgevallend ook strafbaar kan zijn als een inbreuk op artikel 422bis Strafwetboek 1867 – de dader heeft geholpen of bijgestaan in daden die de misdaad van vergiftiging hebben voltooid.
De concrete beoordeling van de gevolgen van het niet handelen behoort tot de soevereine beoordelingsmacht van de feitenrechter. In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht.
Strafbare deelneming is mogelijk door een deelnemer die niet van bij het begin bij het delictuele gebeuren is betrokken, maar slechts “toetreedt” nadat met de uitvoering van het misdrijf reeds een aanvang is genomen. Zonder zelf een persoon te vergiftigen kan men schuldig zijn aan schuldig verzuim door na de vergiftiging toe te treden tot de misdaad, nadat de uitvoering reeds aanvang heeft genomen, door kennis te krijgen van de vergiftiging, die men zelf niet gepland heeft, maar door niet onmiddellijk hulp te verlenen aan het slachtoffer, hetgeen dan wel de subjectieve, desnoods impliciete instemming veronderstelt met het eindresultaat (dood door vergiftiging).
Strafbare deelneming is mogelijk zolang niet alle constitutieve bestanddelen van het misdrijf zijn gerealiseerd. De vergiftiging is pas voltooid door de dood. Zolang het slachtoffer niet dood is, ook al is de toediening van de stof fataal en het slachtoffer stervend, kan er sprake zijn van schuldig verzuim.
Onthouding en dus ook schuldig verzuim kan deelneming aan het hoofdmisdrijf (i.c. vergiftiging) uitmaken, ook wanneer die onthouding desgevallend strafbaar is als een inbreuk op artikel 422bis Strafwetboek 1867.
Let wel: Het leerstuk van de strafbare deelneming werd middels het strafwetboek 2024 (van toepassing voor feiten vanaf 8 april 2026) volledig herzien en herschreven. Voor het leerstuk en de r
egelgeving strafbare deelneming onder de geldig het strafwetboek 2024 (art. 19) klik hier.