Art. 93 van het decreet van 15 juli 1997 van de Vlaamse Wooncode bepaalt de voorwaarden waaraan een persoon moet voldoen op het ogenblik van de inschrijving in het kandidatenregister van de sociale verhuurder. Deze voorwaarden zijn verder uitgewerkt in artt. 3 e.v. van het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociaal huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode.
Overeenkomstig art. 3, § 1, 3o, van voormeld kaderbesluit sociale huur kan een persoon slechts worden ingeschreven in het inschrijvingsregister en worden toegelaten tot een sociale huurwoning voor zover hij/zij geen woning of perceel bestemd voor woningbouw volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik in binnenland of buitenland heeft. Deze inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden tot de sociale woninghuur moeten ervoor zorgen dat de sociale woninghuur blijft voorbehouden voor degenen die aangewezen zijn op de sociale huur om in hun huisvestigingsbehoeften te voorzien. Aangezien de middelen van de overheid beperkt zijn, dienen zij in de eerste plaats aangewend te worden ten voordele van de meest kwetsbaren. Degenen die reeds over een woning beschikken, hebben geen behoefte aan een sociale huurwoning.
Het sociale huurstelsel is een instrument ter uitvoering van het internationaal en grondwettelijk gewaarborgd recht op huisvesting en de bevoegde overheid wil dit grondrecht voor de meest woonbehoeftigen verwezenlijken door bepaalde private rechtspersonen, die zij daardoor heeft erkend – zoals aanleggende partij – deze opdracht van algemeen belang toe te vertrouwen.
Wanneer de huurder niet voldoet aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in het inschrijvingsregister of toegelaten te worden om een sociale huurwoning toegewezen te krijgen, dient hi te worden opgezegd.
De opzegging van de huur op grond van art. 98, § 3, 3o, van de Vlaamse Wooncode vereist niet dat de door de huurder ondertekende verklaring van afwezigheid van bezit van onroerend goed «te kwader trouw» moet zijn.
Art. 98, § 3, 3o, van de Vlaamse Wooncode legt deze vereiste van kwade trouw niet op.. Een sociale huurder moet redelijkerwijze aannemen dat de sociale verhuurder (al of niet op grond van de wettelijke bepalingen) door het stellen van een bepaalde vraag aan dat betreffende gegeven belang hechtte.
De goede trouw bij aanvraag voor een sociale huurwoning vereist dat de kandidaat-huurder nauwkeurig antwoordt op de gestelde vragen en dat hij/zij in voorkomend geval spontaan mededeling doet van alle gegevens en omstandigheden die van belang kunnen zijn bij de beoordeling van het voldoen van de kandidatuur aan de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden tot de sociale woninghuur.
Indien de sociale huurder de toedracht van het ter ondertekening voorgelegde document niet begreep, rustte op de huurder de verplichting bijkomende toelichting te vragen en, zo nodig, zelfs de vertaling van dit document te vragen en/of juridisch advies m.b.t. dit formulier in te winnen..
Verwerende partij had – indien zij werkelijk niet goed zou hebben beseft wat zij ondertekende – zich als normaal zorgvuldig kandidaat-sociaal huurster in dezelfde omstandigheden redelijkerwijze moeten (laten) informeren m.b.t. de door haar gegeven antwoorden op de door aanleggende partij gestelde vragen.