Krachtens artikel 1392 BW (Art. 2.3.6 NBW) worden alle huwelijksovereenkomsten opgemaakt voor de voltrekking van het huwelijk en alle bedongen wijzigingen van het huwelijksvermogensstelsel vastgesteld bij notariële akte.
De wet van 21 december 2013 (BS 21 december 2013) heeft daaraan toegevoegd dat dit ook geldt voor alle wijzigingen opgemaakt voor de voltrekking van het huwelijk.
Daar waar vóór de wet van 18 juli 2018 (die artikel 1394 BW ( Art. 2.3.8 NBW) wijzigde) het huwelijkscontract krachtens artikel 1392 BW voor de voltrekking van het huwelijk moest worden verleden en, zo het de dag van het huwelijk werd verleden, het uur van het verlijden diende te worden vermeld om de anterioriteit te bevestigen, is dit niet meer relevant nu er geen vormverschillen meer bestaan tussen het huwelijkscontract verleden vóór en tijdens het huwelijk.
Er is nergens een termijn bepaald waarbinnen het huwelijkscontract het huwelijk moet voorafgaan. Dit kan een paar dagen of weken zijn, maar niets belet dat het huwelijkscontract reeds maanden, zelfs jaren, voor het huwelijk wordt gesloten, tenzij uit de feiten blijkt dat het intussen vervallen is.
Wanneer verscheidene maanden zijn verstreken tussen het ondertekenen van het huwelijkscontract en de huwelijkssluiting kan de vraag rijzen of het huwelijkscontract niet door het lange uitstel vervallen was.
Indien het huwelijk slechts lange(re) tijd na het huwelijkscontract wordt gesloten dient in concreto te worden nagegaan of partijen dit nog wensten te handhaven: het is derhalve vereist dat het huwelijkscontract wordt gevolgd door het huwelijk waarvoor het is gesloten.
Vereist blijft derhalve dat de aanstaande echtgenoten hun eerder gesloten huwelijkscontract hebben willen behouden en dat dit contract gevolgd wordt door het huwelijk waarvoor het werd gemaakt.
De beoordeling daarvan betreft (uiteraard) een feitenkwestie. Het inzicht zou afdoende kunnen blijken uit de verklaring afgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand dat de echtgenoten al dan niet met een huwelijkscontract huwen .
Zoals reeds aangegeven, is geen termijn bepaald waarbinnen het huwelijkscontract het huwelijk moet voorafgaan en kan dit in principe zelfs maanden of jaren voor het huwelijk zijn gesloten, tenzij uit de feiten blijkt dat het intussen is vervallen. Dit laatste kan blijken door de verbreking van de verloving of door het sluiten van een tussentijds huwelijk.
De verbreking van de verloving kan derhalve als een element worden aangezien waardoor vaststaat dat het voorgenomen huwelijk geen plaats zal vinden.