De uitsluitende bevoegdheid van de rechtbank van koophandel (ondernemingsrechtbank) zoals bepaald in artikel 57 4, 2° Ger. W. heeft enkel betrekking op die faillissementszaken waarvan de gegevens voor de oplossing van het geschil zich bevinden in het bijzonder recht dat van toepassing is op het stelsel van het faillissement.
Aldus kan een eisende partij zich tot de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg wenden op grond van de dreigende schending van hun beweerd zakelijk recht van inwoning in het onroerend goed (art. 625 B.W.) dat van het faillissement afhangt en waarvan de publieke verkoop gepland staat.
Voor de beslechting van dit geschil dienen geen specifieke regels uit het faillissementsrecht toegepast te worden, doch zijn de burgerlijke rechtsregels inzake het recht van bewoning van toepassing.
Op grond van zijn volheid van bevoegdheid (art. 584 Ger. W.) kon en mocht de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in elk geval kennis nemen van het verzoek van verweerders tot opschorting van de openbare onroerende verkoop die kadert in het faillissement.
De verkoop van een onroerend goed in het kader van een faillissement gebeurt overeenkomstig de voorschriften van artikel 1190 e.v. Ger. W. en betreft een (openbare dan wel onderhandse) verkoop met een minnelijk karakter.
in geval van faillissement geschiedt de verkoop van de onroerende goederen op de wijze die gebruikelijk is inzake gewone openbare verkoping van onroerende goederen, behoudens het bepaalde in artikel 1193 van het Gerechtelijk Wetboek;
Artikel 1582, derde tot vijfde lid Ger. W. is niet toepasselijk op de overeenkomstig artikel 1190 Ger. W. te houden openbare verkoping van een tot de failliete boedel behorend onroerend goed.
Dit artikel (1582 Ger. W.) kadert immers in de procedure van gedwongen openbare verkoop, terwijl er bij faillissementen sprake is van een vrijwillige openbare verkoop, weliswaar van een bijzondere aard (zie procedure art. 1190 e.v. Ger. W.).
Een recht van bewoning is een zakelijk recht dat tegenstelbaar is aan de koper van het pand en dus ook aan de curator kan worden tegengeworpen.