Een rechtspersoon die een woning verhuurt kan een opzeg betekenen voor eigen gebruik.
De wet op zich sluit nergens expliciet uit dat een rechtspersoon, die net als een natuurlijk persoon het eigendomsrecht kan hebben over een woning, deze kan verhuren in het kader van de Woninghuurwet en dus ook kan opzeggen voor eigen gebruik. Weliswaar zal zijn vereist dat ook hier de link met de vennootschap dient te bestaan wanneer men opzegt voor eigen gebruik (bijv. het onderbrengen van een maatschappelijke zetel, kantoorruimte, archiefruimte e.d.).
Wanneer een vennootschap een pand verhuurt, kan zij de huur dus voor eigen gebruik opzeggen. Zij moet het pand daarna zelf betrekken door er bijv. haar maatschappelijke zetel, een bijkantoor of een archiefruimte te vestigen. Opzegging van de huurovereenkomst voor eigen gebruik geldt niet enkel voor het vestigen van de hoofdverblijfplaats, Vastgoed info 2011, afl. 18, 5-7; Rb. Brugge
De woning laten gebruiken door een bestuurder, zaakvoerder of vennoot of een kind van deze personen volstaat niet, omdat het niet mogelijk is wanneer u als privépersoon een huurcontract sloot, deze op te zeggen voor eigen gebruik met het oog op de verhuur aan een vennootschap waarin u een functie bekleedt.
Een dergelijke opzeg kan niet als geldig worden beschouwd en kan niet worden beschouwd als een opzeg voor eigen gebruik, nu deze in strijd is met de dwingende bepalingen van de Woninghuurwet. Art. 3, § 2 Woninghuurwet voorziet duidelijk wanneer kan worden gesproken van een opzeg voor eigen gebruik (opsomming verwantschappen en afstammelingen). Dit neemt niet weg dat huurder en verhuurder een P.V. van minnelijke schikking werd kunnen ondertekenen waarna de huurder er zich toe verbindt de woning vervroegd te verlaten.
Door de ondertekening van dit P.V. van minnelijke schikking wordt de initiële opzeg van bevestigd en wanneer uit geen enkel stuk dan blijkt dat afstand werd gedaan van de opzegging voor eigen gebruik en de daaraan gekoppelde sanctieregeling (vergoeding van 18 maanden huur), blijft deze sanctieregeling overeind met recht op vergoeding bij niet-uitvoering van de opzegreden behoudens buitengewone omstandigheden.
De buitengewone omstandigheden die de verhuurder vrijstellen van de verplichting om een vergoeding te betalen van 18 maanden huur, wanneer de duur van de bewoning ten gevolge van een opzegging in toepassing van artikel 3, § 2 Woninghuurwet niet wordt nageleefd, moeten op een strikte en beperkende wijze worden geïnterpreteerd.
"Buitengewone omstandigheden kunnen niet zonder meer worden gelijkgesteld met toeval of overmacht. De ernst ervan zal worden beoordeeld mede gelet op de ratio legis, nl. voorkomen dat de verhuurder onder het voorwendsel van eigen gebruik de huurder op elk ogenblik zou kunnen opzeggen terwijl niet ernstig aan eigen gebruik wordt gedacht.
Het komt de rechter toe de aangevoerde buitengewone omstandigheden soeverein en naar billijkheid te beoordelen.
In deze is er geen sprake van enige buitengewone omstandigheid, nu R. V. vooreerst niet kan aangezien worden als de persoon ten behoeve waarvan een opzeg voor eigen gebruik kon worden betekend (zie hoger punt 2.3.).
De in art. 3, § 2 voorlaatste lid Woninghuurwet bedoelde schadevergoeding is forfaitair van aard, zonder dat de huurder een werkelijk geleden schade moet bewijzen.