De rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep moet, in geval geldelijk waardeerbare vorderingen voorliggen, worden bepaald gelet op de waarde of de geldelijke inzet van het hoger beroep, zoals die blijkt uit de beroepsakte dan wel de laatste appelconclusie.
Het hoger beroep dat uitsluitend betrekking heeft op de in eerste aanleg toegekende rechtsplegingsvergoeding, is in geld waardeerbaar, ook wanneer voor de eerste rechter een niet in geld waardeerbaar geschil voorlag.
In uitvoering van artikel 1022, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek worden de bedragen van de rechtsplegingsvergoeding vastgesteld in het Tarief Rechtsplegingsvergoeding, rekening houdend met onder meer de aard van de zaak en belangrijkheid van het geschil.
Artikel 1, tweede lid, Tarief Rechtsplegingsvergoeding koppelt de rechtsplegingsvergoeding aan een procesverhouding, waarbij de in het gelijk gestelde partij wordt bijgestaan door een advocaat.
Een procesverhouding onderstelt dat een partij ten aanzien van een wederpartij een veroordeling nastreeft, minstens een constitutieve of declaratieve rechterlijke uitspraak.
Wanneer in het raam van een gerechtelijke vereffening-verdeling in de zin van de artikelen 1207 en volgende Gerechtelijk Wetboek een geschil omtrent de notariële werkzaamheden wordt gebracht voor de vereffeningsrechter waarbij de partijen tegenovergestelde standpunten innemen dan wel vorderingen instellen teneinde de vereffeningsrechter in de ene of andere zin te doen recht spreken, verkeren zij in een procesverhouding die aanleiding kan geven tot een rechtsplegingsvergoeding.