Artikel 23 van de Wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemene nutte luidt als volgt: "indien de voor werken van algemeen nut aangekochte gronden die bestemming niet krijgen, zal een volgens in artikel 61 titel Il van de wet van 8 maart 1810 aangeduide wijze afgekondigd bericht de gronden doen kennen die het bestuur kan weerverkopen. Binnen drie maanden na die bekendmaking zijn de oude eigenaars, die de eigendom van bedoelde gronden willen terugkopen, op straf van vervallenverklaring gehouden zulks te verklaren.
Ingeval het bestuur dat bericht niet afkondigt, kunnen de oude eigenaars of hun rechthebbenden de teruggave van die gronden vragen; en die teruggave zal in rechte worden bevolen op de verklaring van het bestuur dat ze niet meer bestemd zijn om te dienen voor de werken waarvoor ze werden aangekocht."
In artikel 23 Onteigeningswet is dus een recht van wederafstand voorzien indien de onteigende gronden hun bestemming niet krijgen voor de voorziene werken van algemeen nut.
Het recht tot wederoverdracht is een zakelijke vordering waarop overeenkomstig artikel 2262 oud Burgerlijk Wetboek de dertigjarige verjaringstermijn van toepassing is.
Het aanvangspunt van de verjaringstermijn voor de uitoefening van de vordering uit hoofde van het recht van wederafstand is het ogenblik waarop de onteigenaar erkent, hetzij d.m.v. een uitdrukkelijke beslissing, hetzij door handelingen die redelijkerwijze een dergelijke erkenning inhouden, dat het goed niet zal worden aangewend voor het doel waarvoor onteigend werd.
Indien de voor werken van algemeen nut aangekochte gronden die bestemming niet krijgen of een andere bestemming krijgen, moet dit ter kennis gebracht worden van de onteigende eigenaar om de kans te bieden zijn recht op wederafstand uit te oefenen (artikel 23 Onteigeningswet.
Door, zonder de werken te hebben uitgevoerd waarvoor de onteigening werd gedaan, over te gaan tot herbestemming van de onteigende gronden en verkoop ervan aan een projectontwikkelaar, zonder verwittiging van de onteigenden, begaat de onteigenende overheid een fout waarvoor zij aansprakelijk is.
De schade van de partij die onteigend werd is niet louter het verlies van een kans. Door de fout van de onteigenende overheid kan de onteigende niet meer in het bezit worden gesteld van haar gronden met belangrijke waarde, zodat haar schade vaststaat en zij gerechtigd is op een schadevergoeding hiervoor.
De schadevergoeding moet worden berekend op basis van de actuele geschatte waarde, te verminderen met de op jaarbasis geactualiseerde onteigeningsvergoeding voor de kwestieuze innemingen de onteigenende overheid betaald bij de onteigening.
Een grond/inneming dient in zijn geheel te worden gewaardeerd. Niet-bebouwbare delen maken integraal deel uit van een bouwgrond.