Er kan “los van de indicatieve tabel” worden vergoed, zo er bijzondere concrete omstandigheden voorhanden zijn.
De schade van de ouder die zijn kind plots uit het leven ziet weggerukt kan nooit door een geldelijke vergoeding opgelost worden.
Het intense verdriet en leed om een dergelijk verlies is door derden moeilijk in te schatten, want het is onherstelbaar. Uiteraard heeft het leven van een kind geen prijs, doch wanneer men voor het verlies van een kind toch een geldelijke vergoeding vordert, houdt dit in dat de burgerlijke partij als eiser ertoe gehouden is tot de gewone regels inzake de bewijslast inzonderheid m.b.t. de omvang van de schade.
De omzetting van deze morele schade in geld is echter een buitengewoon moeilijke situatie die slechts symbolisch kan zijn en, het weze benadrukt, nooit in staat zal zijn, noch zal kunnen zijn het onnoemelijke leed te herstellen, hoe groot de toegekende vergoeding ook moge zijn.
Bij de waardering van de morele schade kan de rechtbank zich steunen op de forfaitaire vergoedingen zoals voorzien in de indicatieve tabel die toch de weergave zijn van een visie van de grootste gemene deler van de rechtspraak, zonder dat deze tarieven evenwel blindelings als een vast uitgangspunt moeten toegepast worden.
Dit forfaitaire systeem moet dan principieel wel ruimte laten voor specifieke omstandigheden die dan ook door de burgerlijke partij nader dienen te worden gespecificeerd.
Immers, elke schade dient “in concreto” vergoed te worden en het is ten behoeve van deze waardering in concreto dat de rechtbank de barema’s kan specificeren en verder kan individualiseren door rekening te houden met concrete criteria zoals de bestaande genegenheidsbanden in functie van de leeftijd, de duur van het samenzijn, de levensverwachting, de steun die de ouders en kinderen in hun verdere leven aan elkaar kunnen bezorgen, die gebeurlijk een uitzonderlijke vergoeding kan rechtvaardigen.
Bij de beoordeling en de begroting van het herstel van extrapatrimoniale schade, botst men op de moeilijkheid van de grondslag van de schadeloosstelling. De moeilijkheid vloeit voort uit de afwezigheid van elke maatstaf en dus uit het uiteindelijk gemis aan equivalentie tussen geleden nadeel en toegewezen herstel.
Schade en vergoeding behoren immers tot een verschillende orde, zodat een bijzondere herstelvorm zich opdringt, beantwoordende aan de eigen aard van de extrapatrimoniale schade. Het herstelbedrag wordt dan ook niet kwantitatief maar kwalitatief en daarom symbolisch begroot.
Uit het symbolisch karakter van de vergoeding mag weliswaar niet worden afgeleid dat de toekenning van een symbolische euro de regel moet zijn, wel dat de schadeloosstelling, precies omwille van haar symbolisch karakter, met gematigdheid moet worden vastgelegd.
Vermeden moet worden dat de rechtzoekende de illusie wordt gegeven dat door de hoogte van het toegekende bedrag het leed kan worden opgeheven. Met geld kan men hoogstens het leed milderen.
Het Hof van Cassatie laat de begroting aan de feitenrechter over.
Deze kan, vermits schade en vergoeding tot een verschillende orde behoren, de gelijkwaardigheid niet vaststellen in een economische waardering.
De raming gebeurt weliswaar in geld, zij het uit onmacht van de rechter, ex aequo et bono, doch in concreto, bij wijze van min of meer ten overstaan van het gemiddelde/
Aldus, zoals reeds benadrukt, kan een afwijking van de indicatieve tabel enkel indien er op zich duidelijke en specifieke omstandigheden aanwezig zijn eigen aan de zaak.
In deze casus behandelde de rechtbank de vraag naar de waardering van de schade voor verlies van een kind door een weduwe.
Deze weduwe had haar echtgenoot twaalf jaar geleden verloren en zij stond derhalve geheel alleen in voor de opvoeding van haar drie kinderen.
De rechtbank oordeelde het aanvaardbaar dat gezien het overlijden van haar echtgenoot, deze vrouw volledig is teruggeplooid op haar kinderen die op dat moment voor haar “alles” waren.
Wanneer er rekening wordt gehouden dat het verloren kind de woning reeds had verlaten, dient anderzijds ook rekening gehouden dat deze vrouw die nog 2 inwonende jongere kinderen had “geen schouder” meer had om uit te huilen, en los van haar eigen verdriet ook haar twee andere kinderen nog diende op te vangen en ook de begrafenis alleen diende te benaarstigen.
Een depressie kan slechts in rekening worden gebracht indien deze met medische stukken wordt aangetoond.
Een schadevergoeding werd toegekend van 20.000 euro.
Aan de tweelingbroer werd 8750 euro toegekend.