De beslagrechter beoordeelt op soevereine wijze de rechtmatigheid en de regelmatigheid van het bewarend beslag.
Hij dient na te gaan of voldaan is aan de twee voorwaarden voor het leggen van bewarend beslag, te weten
1) of de beslaglegger beschikt over een zekere, vaststaande en opeisbare schuldvordering lastens de schuldenaar en
2) of de zaak spoedeisend is.
De bewijslast inzake de kwaliteit van de voorgehouden schuldvordering rust op de beslaglegger.
Die bewijslast geldt niet enkel bij de procedure op eenzijdig verzoekschrift, maar blijft ook bestaan bij de beoordeling van het derdenverzet. Het zeker, vaststaand en opeisbaar karakter moet bestaan zowel op het tijdstip waarop het beslag wordt gelegd, als op het ogenblik waarop de rechter over de handhaving van het beslag moet oordelen.
Artikel 1414 Ger.W. bepaalt: “Elk vonnis, zelfs al is het niet uitvoerbaar niettegenstaande verzet of hoger beroep, geldt als toelating om bewarend beslag te leggen voor de uitgesproken veroordelingen, tenzij anders is beslist”. De kwaliteit van de door verweerster voorgehouden schuldvordering kan dan ook niet langer worden betwist ingevolge het tussengekomen vonnis van de correctionele rechtbank van 5 november 2018. Hooguit kan er een discussie worden gevoerd omtrent de omvang van de aanspraken van verweerster, zijnde de mate waarin de schuld van eiser ‘vaststaand’ is.
Het vaststaand karakter van de schuldvordering in de zin van artikel 1413 Ger.W. houdt in dat het bedrag van de schuldvordering bepaald moet zijn of minstens vatbaar voor een voorlopige raming. Indien de schuld nog niet precies vaststaat dan kan zij door de beslagrechter worden geraamd.
Het loutere feit dat er ‘slechts’ een provisionele veroordeling werd uitgesproken, maakt hierbij niet dat verweerster enkel bewarende maatregelen kan nemen ten belope van dit bedrag.
Het provisioneel karakter van deze veroordeling houdt in dat er tot op zekere hoogte onbetwistbaar door de bodemrechter wordt aangenomen dat verweerster een schuldvordering heeft ten opzichte van eiser, doch dat deze op het ogenblik van de uitspraak nog niet begroot kon worden.
Dit belet evenwel niet dat verweerster deze schade-eis thans en in het kader van een vordering tot het leggen van bewarende maatregelen wel kan begroten.
De rechtbank kan aldus bewarend beslag toelaten voor een bedrag dat de provisionele veroordeling overtreft dan wel een verzet tegen bewarend beslag op onroerend goed afwijzen;