In het Burgerlijk Wetboek zijn geen algemene bepalingen opgenomen inzake de interpretatie van testamenten.
Algemeen wordt aanvaard dat in principe de regels inzake interpretatie van overeenkomsten van toepassing zijn.
Daarnaast zijn er wel nog enkele bepalingen die tot doel hebben de juiste omvang van het legaat te bepalen, vooral indien er sprake is van een bijzonder legaat.
Bij de interpretatie van testamenten geldt een essentiële beperking omwille van hun essentieel vormelijke karakter.
Voor wat, op grond van interpretatie, door de partijen of één van hen aangenomen wordt als zijnde de werkelijke bedoeling van de erflater, moet in het testament een geschreven basis te vinden zijn.
De rechter mag in geen geval een bedoeling weerhouden die gebaseerd is op beweerde extrinsieke middelen (in casu: getuigenverklaringen, ...), maar die door niets in het testament ondersteund wordt.
Men mag m.a.w. niet via extrinsieke middelen trachten aan te tonen dat de erflater in werkelijkheid iets gewild heeft waarvoor geen aanknopingspunt in het testament te vinden is.
Dat in het testament een geschreven basis moet te vinden zijn voor wat - via interpretatie - als de werkelijke bedoeling van de erflater weerhouden wordt, impliceert ook dat het testament op die manier wel niet mag aangevuld of post factum (postuum) herschreven worden. Het is uitgesloten, om louter op basis van extrinsieke elementen, een onbestaande beschikking aan het testament toe te voegen.
zie ook: Rechtspraak - Interpretatie van testament