Van belang bij de oprichtingsaansprakelijkheid is ook het financieel plan.
Het financieel plan is een vertrouwelijk document op te stellen bij de oprichting van een naamloze vennootschap (NV), Besloten vennootschap (BV) en coöperatieve vennootschap (CV).
Alvorens een vennootschap op te richten dienen de oprichters een financieel plan op te stellen. Dit plan dient niet opgesteld door een boekhouder, accountant, revisor. Het kan dus opgesteld worden door éénieder. Wel kan het belang van het financieel plan niet genoeg onderstreept omdat door de afschaffing van de kapitaalsvereiste in de vennootschap het kapitaal bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van de oprichters teruggegrepen wordt naar dit plan.
Het financieel plan dient niet openbaar gemaakt. Het wordt door de notaris bewaard samen met de akte van oprichting. Indien het faillissement van de vennootschap wordt uitgesproken binnen de drie jaar na de verkrijging van de rechtspersoonlijkheid, wordt het financieel plan door de notaris overgemaakt aan de ondernemingsrechtbank, op verzoek van de Procureur des Konings of van de rechter-commissaris.
Op basis van dit financieel plan kan de ondernemingsrechtbank oordelen dat het aanvangsvermogen bij oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid van de vennootschap over een periode van ten minste twee jaar.
Alsdan kan de rechtbank de oprichters immers hoofdelijk aansprakelijk verklaren, naar een verhouding die de rechter vaststelt.
Indien een dergelijk degelijk financieel plan ontbreekt kan dit worden aangegrepen door de schuldeisers als staving van lichtzinnige aanpak. Omgekeerd is het plan een verweermiddel van de oprichters om de ernst van hun activiteiten aan te tonen en zal een rol spelen
Uittreksel uit het wetboek van vennootschappen en verenigingen:
Art. 5:4
§1. Vóór de oprichting van de vennootschap overhandigen de oprichters aan de optredende notaris een financieel plan waarin zij het bedrag van het aanvangsvermogen verantwoorden in het licht van de voorgenomen bedrijvigheid van de vennootschap over een periode van ten minste twee jaar. Dit stuk wordt niet neergelegd met de akte, maar door de notaris bewaard.
§2. 2 Het financieel plan dient minstens volgende elementen te bevatten:
1° een nauwkeurige beschrijving van de voorgenomen bedrijvigheid;
2° een overzicht van alle financieringsbronnen bij oprichting, in voorkomend geval, met opgave van de in dat verband verstrekte zekerheden;
3° een openingsbalans opgesteld volgens het schema bedoeld in artikel 3:3, evenals geprojecteerde balansen na twaalf en vierentwintig maanden;
4° een geprojecteerde resultatenrekening na twaalf en vierentwintig maanden, opgesteld volgens het schema bedoeld in artikel 3:3;
5° een begroting van de verwachte inkomsten en uitgaven voor een periode van minstens twee jaar na de oprichting;
6° een beschrijving van de gehanteerde hypotheses bij de schatting van de verwachte omzet en de verwachte rentabiliteit;
7° in voorkomend geval, de naam van de externe deskundige die bijstand heeft verleend bij de opmaak van het financieel plan.
§3. 3 Bij de opstelling van de geprojecteerde balansen en resultatenrekeningen kan een andere periodiciteit dan deze bedoeld in paragraaf 2, 3° en 4°, worden gehanteerd op voorwaarde dat de projecties in totaal betrekking hebben op een periode van minstens twee jaar na de oprichting.
De beoordeling of de oprichter aansprakelijk is voor de kennelijke onderkapitalisering van de vennootschap moet gebeuren op het tijdstip van de oprichting, zodat de latere gebeurtenissen hierbij irrelevant zijn in de mate dat zij niet voorzienbaar zijn.
Een voorzichtige en behoedzame startende ondernemer moet steeds rekening dient te houden met de normale concurrentie in de sector.
Met het begrip “kapitaal” in artikel 229 W.Venn. wordt niet enkel het maatschappelijk kapitaal beoogd, doch ook alle andere middelen die de vennootschap te harer beschikking heeft zoals leverancierskrediet, bankkrediet, leningen of borgstellingen door vennoten of eventuele subsidies.
Wel dient rekening gehouden met de financiering van voldoende bedrijfsmiddelen zoals bijvoorbeeld onder meer een voldoende voorraad, huurwaarborg, zaakvoerdersvergoeding, publiciteitskosten, wagen die niet met de eerste omzet kunnen gefinancierd.
De rechter beschikt overeenkomstig artikel 229, 5° W.Venn. over een beoordelingsmarge met betrekking tot de verhouding waarin het passief ten laste van de oprichters wordt gelegd.